ECLI:NL:RBDHA:2023:5420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 424
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en kostenvergoeding bezwaarfase

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 25 februari 2021, waarin de waarde van zijn woning was vastgesteld op € 183.000. Na het bezwaar werd de waarde verlaagd naar € 172.000. De eiser stelde beroep in tegen deze beslissing, waarbij hij ook vroeg om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, inclusief de kosten voor de taxateur die bij de hoorzitting aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de taxateur niet vergoed konden worden, omdat deze geen relevante bijdrage had geleverd tijdens de hoorzitting. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om schadevergoeding en proceskosten af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/424

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. B. de Jong),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 25 februari 2021 (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] [nummer] te [plaats] (de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2020 (de waardepeildatum) voor het jaar 2021 vastgesteld op € 183.000. Met de beschikking zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslagen onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing eigenaren voor het jaar 2021 (de aanslagen).
Eiser heeft tegen de beschikking en de aanslagen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 7 december 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde van de woning nader vastgesteld op € 172.000, alsmede de aanslagen dienovereenkomstig verminderd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2023. Namens verweerder zijn mr. J.I. van der Zanden en G. Stolk verschenen. Gemachtigde van eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 27 februari 2023 aan WOZverminderen.nl, t.a.v. de heer [naam] op het postbusadres Postbus [postbusnummer], [postcode] te [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 28 februari 2023 op het PostNL-punt is afgehaald, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.
Geschil
2. In geschil is de hoogte van de kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De WOZ-waarde van de woning en de aanslagen zijn niet meer in geschil.
Beoordeling van het geschil
Kostenvergoeding bezwaarfase
3. Aan eiser is voor de bezwaarfase een kostenvergoeding toegekend van in totaal € 530 voor kosten van rechtsbijstand (€ 265 voor het bezwaarschrift en € 265 voor de hoorzitting).
4. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ook de fysieke aanwezigheid van de door hem ingeschakelde taxateur Peter Postma (Postma) bij de hoorzitting had moeten vergoeden tot een bedrag van € 32,07 (een half uur met een uurtarief van € 53, vermeerderd met omzetbelasting).
5. Voor de vergoeding van kosten bij WOZ-taxaties gelden de uitgangspunten volgens de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties [1] (de Richtlijn).
6. Over het bijwonen van een hoorzitting door een taxateur, vermeldt de Richtlijn onder andere het volgende:

“Kosten van het bijwonen van een (hoor)zitting door de taxateur

Indien het bezwaar, beroep of hoger beroep gegrond wordt verklaard, komen de kosten van de taxateur die aanwezig was bij het horen in de bezwaarfase en/of bij een zitting in beroep of in hoger beroep, op de voet van artikel 1, letter b, van het Besluit – naast de vergoeding voor de taxatie en het opstellen van een taxatierapport – voor vergoeding in aanmerking.”
Artikel 1, letter b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) luidt als volgt:

“Artikel 1

Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
(…)
b. kosten van een getuige of deskundige die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht”
Verweerder heeft nadrukkelijk en (uitgebreid) gemotiveerd betwist dat Postma als deskundige in de zin van artikel 1, letter b, van het Besluit kan worden aangemerkt. Volgens verweerder heeft Postma op de hoorzitting geen inhoudelijk relevante bijdrage geleverd en moest aan hem basiskennis worden uitgelegd. Dit alles is door eiser niet weersproken. De rechtbank ziet daarom in dit geval geen aanleiding voor het oordeel dat de aanwezigheid van Postma bij de hoorzitting een vergoeding op de voet van artikel 1, letter b, van het Besluit rechtvaardigt. Het enkele gegeven dat Postma zichzelf als taxateur presenteert, is, met inachtneming van het voorgaande, onvoldoende om Postma als taxateur in de zin van de Richtlijn aan te merken. Verweerder heeft voor de aanwezigheid van Postma bij de hoorzitting dan ook terecht geen vergoeding toegekend.
Conclusie
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Vergoeding voor immateriële schade
8. Eiser heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat het bezwaarschrift door verweerder is ontvangen en bedraagt als uitgangspunt twee jaar. In deze zaak is het bezwaarschrift door verweerder ontvangen op 5 maart 2021.
9. De immateriële schade die bij overschrijding van de redelijke termijn voor berechting voor vergoeding in aanmerking komt, is gelegen in de spanning en frustratie die een belastingplichtige ondervindt ten gevolge van het geschil over de belastingheffing (de hoofdzaak). Die door de belastingplichtige ondervonden spanning en frustratie moeten worden geacht ten einde te zijn gekomen na een uitspraak waarmee dit geschil is beslecht. [2] De termijn loopt niet door, wanneer de rechter nog bij afzonderlijke uitspraak moet beslissen op een verzoek tot vergoeding van immateriële schade of op andere verzoeken die niet de hoofdzaak betreffen, zoals verzoeken om vergoeding van proceskosten. [3] Nu de WOZ-waarde van de woning en de aanslagen in beroep door eiser niet meer worden bestreden, is het geschil over de hoofdzaak na de uitspraak op bezwaar van 7 december 2021 ten einde gekomen. Van een overschrijding van de redelijke termijn is daarom geen sprake.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, voorzitter, en mr. A.D. van Riel en mr. J.G.E. Gieskes, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Emden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het hoger beroepschrift ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Staatscourant 2018, 28796.
2.ECLI:NL:HR:2014:1461, rechtsoverweging 2.7.
3.ECLI:NL:HR:2022:1128, rechtsoverweging 3.3.