Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
circular lettervan de Dublin-Unit Italië van 5 december 2022 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 22 februari 2023 [3] . De opschorting van overdrachten is geen tijdelijk, feitelijk beletsel en er moet meer onderzoek gedaan worden naar de redenen van de opschorting en de duur hiervan. Dat de opschorting van overdrachten mogelijk een politieke keuze is van Italië, volgt uit het World Report 2023 Italy van Human Rights Watch. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De
circular letterhad aanleiding moeten zijn voor toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening.
circular lettervolgt dat Italië de lidstaten heeft verzocht om een tijdelijke opschorting van overdrachten op grond van de Dublinverordening in verband met een probleem met de opvangfaciliteiten. Hieruit volgt echter niet dat sprake is van structurele en fundamentele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. De rechtbank ziet zich in dat oordeel gesteund door de Afdelingsuitspraak van 19 december 2022 [5] , die dateert van ná de
circular letter. De Afdeling heeft blijkens die uitspraak in de
circular lettergeen aanleiding gezien voor het oordeel dat ten aanzien van Italië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Voorts wijst de rechtbank ter vergelijking op de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2020 [6] en 30 oktober 2020 [7] betreffende een
circular lettermet betrekking tot het coronavirus, wat eveneens een tijdelijk overdrachtsbeletsel betrof. Daarnaast heeft de Afdeling in haar uitspraak van 31 mei 2022 [8] betreffende de opschorting van overdrachten door de Roemeense autoriteiten geoordeeld dat vanwege de bindende overdrachtstermijnen in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening gewaarborgd is dat onzekerheid over overdracht van een vreemdeling van beperkte duur is. Het enkele feit dat er al enige tijd geen overdrachten naar Italië plaatsvinden en dat onbekend is hoelang de opschorting nog zal duren maakt dus niet dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. De opschorting van overdrachten maakt dan ook niet dat het overdrachtsbesluit onrechtmatig is. Dit betekent dat eiser kan worden overgedragen wanneer het overdrachtsbeletsel binnen de overdrachtstermijn wordt opgeheven. Wanneer eiser niet binnen de overdrachtstermijn kan worden overgedragen aan Italië wordt hij alsnog opgenomen in de nationale procedure. Verweerder heeft in de
circular letterdan ook geen aanleiding hoeven zien toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening of om nader onderzoek te verrichten. De stelling dat de opschorting van overdrachten mogelijk een politieke keuze is, is vooralsnog slechts een vermoeden dat overigens ook niet voldoende is onderbouwd. Deze stelling leidt daarom niet tot een ander oordeel.