ECLI:NL:RBDHA:2023:5384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
NL 23 9701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarendheid in uitzettingszaken met betrekking tot Marokkaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 18 november 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, geboren in 1994 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 6 april 2023 gesloten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat de rechtmatigheid van de maatregel sindsdien niet in twijfel is getrokken. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niet voortvarend handelt in zijn uitzetting, omdat zijn werkelijke naam niet is doorgegeven aan de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat de naam die verweerder hanteert onjuist is en dat er voldoende voortgang is in het uitzettingsproces.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep ongegrond is en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9701

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 18 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 6 april 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1994 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 7 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13393. Vervolgens is al eerder een vervolgberoep ingediend. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2557, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, dat is 21 februari 2023, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds dat moment de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder niet voortvarend werkt aan zijn uitzetting omdat hij in zijn vertrekgesprek van 12 oktober 2022 heeft gemeld dat zijn werkelijke naam ‘[werkelijke naam eiser]’ is, maar verweerder dit tot op heden niet heeft doorgegeven aan de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast is er volgens eiser geen zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn omdat zijn werkelijke naam niet is doorgegeven en omdat er vier maanden verstreken zijn sinds de laissez-passeraanvraag zonder dat er een presentatiedatum bekend is geworden.
5. Net als ten tijde van de voornoemde uitspraak van de rechtbank van 28 februari 2023 heeft eiser niet geconcretiseerd en onderbouwd dat de naam die verweerder voor hem hanteert onjuist is. Daarnaast staan eisers dactyloscopische gegevens ter beschikking en is niet gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten daarmee niet uit de voeten kunnen. Uit het verslag van het op 16 maart 2023 met eiser gevoerde vertrekgesprek blijkt dat eiser zich geenszins zelf inspant om het vertrektraject te bespoedigen. Uit de door verweerder overgelegde voortgangsrapportage blijkt dat eiser wordt ingepland voor een presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten zodra de consul hiervoor de datum accordeert. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat er onvoldoende voortvarend wordt gehandeld, dan wel dat op dit moment het zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn ontbreekt.
6. Ook voor het overige ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de (tenuitvoerlegging van de) maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
7. Het beroep is ongegrond. Om die reden wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.