ECLI:NL:RBDHA:2022:13393

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
NL22.23591
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met Marokkaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende vreemdeling, was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, en was noodzakelijk geacht in het belang van de openbare orde. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was op 2 november 2022 buiten behandeling gesteld, waardoor hij geen rechtmatig verblijf in Nederland had. De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd, omdat eiser zich aan het toezicht had onttrokken en niet voldoende meewerkte aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank concludeerde dat er geen lichter middel beschikbaar was om het risico van onttrekking aan het toezicht te ondervangen. Bovendien was er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn, aangezien verweerder voortvarend werkte aan de uitzetting van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23591

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. L.A. Middelkoop, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Cherradi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. Eisers asielaanvraag is op 2 november 2022 buiten behandeling gesteld. Dit besluit staat in rechte vast nu eiser hiertegen geen rechtsmiddel heeft aangewend. Dit betekent dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Verweerder was op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw dan ook bevoegd tot het opleggen van de maatregel.
3. In de maatregel heeft verweerder overwogen dat deze nodig is in het belang van de openbare orde, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [1] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
 3
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
 3
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
 3
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
 3
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
 4
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
 4
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
 4
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiser betwist in beroep de zware grond 3d. Hierbij voert eiser aan dat het inroepen van consulaire bijstand een recht is en geen plicht en om die reden niet kan worden tegengeworpen. Eiser erkent dat overigens voldoende gronden aanwezig zijn om de maatregel te kunnen dragen.
5. Niet in geschil is dat de vermelding in de maatregel van bewaring van de omstandigheid dat eiser is ingereisd met een paspoort een verschrijving betreft. Eiser heeft verklaard niet te beschikken over een paspoort of een visum. [3] Dit heeft hij ter zitting bevestigd. Ook uit de verdere motivering bij de zware grond 3a blijkt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser Nederland illegaal is ingereisd. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat eiser geen mededeling heeft gedaan van zijn onrechtmatig verblijf bij binnenkomst, waardoor hij zich aan het toezicht heeft onttrokken. Ook zware grond 3b is daarom terecht opgevoerd. Deze zware gronden tezamen zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd over de zware grond 3d behoeft daarom geen bespreking.
Lichter middel
6. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast om het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken te ondervangen. Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat evenmin is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken. Hierbij is verweerder ingegaan op eisers verklaringen.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
7. Verweerder werkt voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. Op 8 november 2022 is een LP [4] -aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. Deze LP-aanvraag is op 15 november 2022 aangevuld met de originele vingerafdrukken van eiser.
8. Tot slot heeft verweerder in de maatregel van bewaring terecht overwogen dat sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank verwijst hierbij nog naar de uitspraak van de Afdeling van 14 november jl. [5] Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot een andere conclusie.
Conclusie
9. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Proces-verbaal van gehoor van 5 oktober 2022 (M110), p. 4 van 9.
4.Laissez-passer.
5.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.