In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. F.H. Gart, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. Y. Rikken. Het bestreden besluit, genomen op 7 februari 2023, hield in dat de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser betwistte deze beslissing en voerde aan dat Italië niet langer aan zijn opvangverplichtingen kan voldoen, zoals blijkt uit een circular letter van 5 december 2022, waarin Italië aangeeft dat er geen opvangplekken zijn voor Dublinterugkeerders.
De rechtbank heeft de zaak op 7 maart 2023 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde wel. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris zich ten onrechte op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, aangezien Italië in de circular letter heeft aangegeven niet te kunnen voldoen aan de verplichtingen uit de Opvangrichtlijn. De rechtbank concludeerde dat de situatie in Italië, waar geen opvang beschikbaar is, niet kan worden genegeerd en dat de buiten behandelingstelling van de aanvraag niet gerechtvaardigd is.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 maart 2023 en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.