ECLI:NL:RBDHA:2023:5179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL23.809
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het uitblijven van een besluit op een asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 10 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 20 september 2021 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser eindigde oorspronkelijk op 20 maart 2022, maar werd verlengd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verlenging was gebaseerd op de noodzaak om de situatie voor statushouders in Griekenland te onderzoeken. De beslistermijn werd uiteindelijk verlengd tot 20 juni 2023, wat betekent dat de ingebrekestelling van eiser op 21 december 2022 te vroeg was ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.

De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was en dat er geen reden was om van dit oordeel af te wijken. Hierdoor werd het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier A.J.J. Sterks, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.809

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 10 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 20 september 2021.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 20 september 2021 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 20 maart 2022 eindigen. Bij brief van 3 maart 2022 heeft verweerder de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, onder a, van de Vw met negen maanden verlengd, omdat de situatie voor statushouders in Griekenland nog nader moest worden onderzocht en beoordeeld. De beslistermijn zou voor eiser daardoor pas op 20 december 2022 eindigen.
3. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [2] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden. Voor eiser zal deze termijn eindigen op 20 juni 2023 (maximale termijn van 21 maanden). Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [4] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 21 december 2022 te vroeg is ingediend. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
4.Vreemdelingenwet 2000.