In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023, in de zaak tussen Carrière Personeelsdiensten B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, werd de schorsing van de Ziektewet-uitkering van een werknemer behandeld. De rechtbank oordeelde dat de schorsing van de uitkering, die was ingegaan op 17 februari 2021, niet meer relevant was, omdat inmiddels was vastgesteld dat de werknemer arbeidsongeschikt was. Eiseres, Carrière Personeelsdiensten B.V., had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 4 oktober 2021, waarin het bezwaar van de werknemer gegrond was verklaard en de schorsing was opgeheven. De rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang meer was voor de beoordeling van de schorsing, aangezien de werknemer recht had op de uitkering.
De rechtbank overwoog verder dat het hebben van een louter formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. Eiseres had aangevoerd dat verweerder het bezwaar van de werknemer ten onrechte ontvankelijk had verklaard, maar ook hieruit volgde geen procesbelang. De rechtbank constateerde dat het bestreden besluit op een onjuiste juridische grondslag berustte, maar besloot dit gebrek te passeren omdat eiseres niet benadeeld was. Uiteindelijk werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-, en het griffierecht van € 360,-.