ECLI:NL:RBDHA:2023:5133

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 8336
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van toeslag in het kader van WIA-uitkering en Toeslagenwet met betrekking tot vermeende schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering en toeslag op grond van de Toeslagenwet ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de herziening van haar WIA-uitkering en de terugvordering van een toeslag van € 2.902,40, die door het UWV was opgelegd na een onderzoek naar haar inkomsten. Het UWV stelde dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden door niet alle inkomsten uit haar cateringbedrijf en vermeende erotische werkzaamheden te melden. Eiseres betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat zij alle relevante inkomsten had gemeld. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet voldoende bewijs had geleverd dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en oordeelde dat eiseres niet meer inkomsten had genoten dan zij had opgegeven. De rechtbank concludeerde dat de herziening van de toeslag en de terugvordering onterecht waren en dat het UWV een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
Zaaknummer: SGR 21/8336

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. I.G.M. van Gorkum)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2021 (primair besluit I) heeft verweerder de WIAuitkering van eiseres over 2019 herzien en deze uitkering verhoogd. Bij afzonderlijke besluiten van 24 februari 2021 (primaire besluiten II en III) is de toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) van eiseres over 2019 herzien en is € 2.902,40 van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 18 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiseres heeft vanaf 2 oktober 2014 recht op een WIA-uitkering en vanaf 2 juli 2016 recht op een toeslag op grond van de TW. Daarnaast heeft eiseres een eigen cateringbedrijf. Naar aanleiding van een anonieme melding van 14 juni 2020 van een vermoeden van fraude, heeft verweerder een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan eiseres over 2019 uitbetaalde WIA-uitkering en toeslag. In het kader van dit onderzoek hebben gesprekken met eiseres plaatsgevonden op 23 september 2020 en 4 november 2020. De onderzoeksresultaten zijn door een toezichthouder neergelegd in een onderzoeksrapport van 16 december 2020. In dit rapport is geconcludeerd dat eiseres in 2019 per maand € 1.094,- meer inkomsten heeft genoten dan zij heeft gemeld bij verweerder. Verweerder heeft daarom in de primaire besluiten de WIA-uitkering en de toeslag over 2019 herzien en € 2.902,40 van eiseres teruggevorderd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de primaire besluiten I, II en III gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden omdat zij in 2019 inkomsten uit werkzaamheden heeft genoten die zij niet bij verweerder heeft gemeld.
3. Eiseres bestrijdt dat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Zij voert aan dat zij alle inkomsten over 2019 die voor de WIA-uitkering relevant zijn bij verweerder heeft gemeld. Eiseres betwist dat de in het onderzoeksrapport geconstateerde discrepantie tussen haar inkomsten en uitgaven kan worden teruggevoerd op het verzwijgen van inkomsten uit werkzaamheden via (een advertentie op) de website Sexjobs.nl of werkzaamheden voor haar cateringbedrijf. De discrepantie is volgens eiseres het gevolg van het feit dat ten onrechte diverse inkomsten in 2019, die niet van invloed zijn op de WIA-uitkering en daarom ook niet zijn gemeld bij verweerder, niet zijn meegenomen.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Herziening en terugvordering toeslag
4.1
Op grond van artikel 12 van de TW is degene die aanspraak maakt op een toeslag verplicht aan het Uwv op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan het hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op toeslag, de hoogte van de toeslag, het geldend maken van het recht op toeslag of op het bedrag van de toeslag dat wordt betaald.
4.2
Op grond van artikel 11a van de TW herziet het Uwv een besluit tot toekenning onder meer indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12 van de TW heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van toeslag.
4.3
In artikel 20, eerste lid, van de TW is bepaald dat de toeslag die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 11a onverschuldigd is betaald, door het Uwv wordt teruggevorderd.
4.4
Aan de herziening van de toeslag heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. Daarom is volgens verweerder aan eiseres over 2019 een te hoog bedrag aan toeslag toegekend.
4.5
Volgens vaste rechtspraak [1] is herziening van een uitkering met terugwerkende kracht in het algemeen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. In uitzonderingsgevallen is van strijd met dit beginsel geen sprake. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan gevallen waarin het toekennen of het ongewijzigd voortzetten van de uitkering mede het gevolg is geweest van onjuiste of onvolledige informatieverstrekking door de betrokkene, terwijl de uitvoeringsinstelling een andere (minder gunstige) beslissing zou hebben genomen indien zij destijds wel de juiste feiten had gekend.
4.6
Bij een belastend besluit tot herziening met terugwerkende kracht en tot terugvordering van wat aan uitkering is betaald, rust op verweerder de verplichting om niet alleen de feiten te stellen waarop hij het bestreden besluit doet steunen, maar ook – in geval van betwisting – die feiten aannemelijk te maken. [2] Gelet hierop moet verweerder feiten aandragen die aannemelijk maken dat eiseres teveel toeslag heeft ontvangen doordat zij haar inlichtingenplicht niet heeft nageleefd.
Inkomsten via Sexjobs.nl
4.7
Verweerder stelt dat eiseres in 2019 inkomsten heeft genoten uit erotische werkzaamheden via de website Sexjobs.nl die zij niet bij verweerder heeft gemeld. Verweerder verwijst hiertoe naar het onderzoeksrapport van 16 december 2020. Dit onderzoeksrapport is opgesteld naar aanleiding van een anonieme melding van 17 juni 2020, waarin wordt gemeld dat eiseres via de website Sexjobs.nl onder de naam Soraya erotische werkzaamheden verricht waarvoor zij contant wordt betaald. Uit het onderzoeksrapport volgt dat op de website Sexjobs.nl sinds 22 maart 20219 een advertentie staat van Soraya. Volgens de toezichthouder die het onderzoeksrapport heeft opgesteld, draagt Soraya in de advertentie op Sexjobs.nl een jurk die lijkt op de jurk die eiseres draagt op een foto op haar Facebookpagina. Ook heeft verweerder aangevoerd dat op de afschriften van de privérekening van eiseres afschrijvingen staan van betalingen via Pay.nl met de omschrijving “Online opvallen”. Een medewerker van Sexjobs.nl heeft desgevraagd tegenover de toezichthouder verklaard dat dit de gebruikelijke omschrijving is op bankafschriften voor advertenties op die website. Verder wijst verweerder erop dat eiseres in 2018 soortgelijke werkzaamheden heeft verricht. Tot slot heeft verweerder meegewogen dat eiseres op haar privérekening aanzienlijke bedragen aan contante stortingen en aan betalingen via de app tikkie heeft ontvangen.
4.8
Eiseres bestrijdt dat de advertentie op Sexjobs.nl van haar is en dat zij inkomsten uit erotische werkzaamheden heeft genoten. Over de ontvangen bedragen op haar privérekening heeft zij aangevoerd dat dit onder meer geld is dat zij van familie en vrienden heeft gekregen, dat zij gouden sieraden heeft verkocht, dat zij alimentatie van haar expartner ontvangt en dat zij aflossingen ontvangt op een lening aan een vriend.
4.9
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres erotische werkzaamheden heeft verricht en inkomsten daaruit heeft genoten. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet herkenbaar is op de bewuste advertentie omdat haar gezicht hierop niet zichtbaar is, dat de hierop vermelde leeftijd van de persoon die de advertentie aanbiedt aanzienlijk verschilt van die van eiseres en dat het telefoonnummer in de advertentie niet overeenkomt met het telefoonnummer dat verweerder van eiseres heeft. De enkele omstandigheid dat de persoon in de advertentie een jurk draagt die gelijkenis vertoont met de jurk die eiseres droeg op een foto op haar Facebookpagina, is onvoldoende om de advertentie aan eiseres toe te rekenen.
Dat eiseres in 2018 erotische werkzaamheden zou hebben verricht in dienst van het bedrijf JMR Befin, acht de rechtbank niet van belang. Nog daargelaten dat eiseres betwist dat zij deze werkzaamheden heeft verricht, is niet in geschil dat zij in 2019 niet in dienst was van dit bedrijf.
Ook de omschrijving “Online opvallen” op de rekeningafschriften van eiseres acht de rechtbank onvoldoende overtuigend. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze omschrijving op de bankafschriften bij uitsluiting is voorbehouden aan betalingen voor advertenties op Sexjobs.nl, zodat niet kan worden uitgesloten dat – zoals eiseres stelt – de afschrijvingen verband houden met advertenties voor haar cateringbedrijf op diverse websites.
4.1
Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres in 2019 erotische werkzaamheden heeft verricht, is evenmin aannemelijk gemaakt dat zij uit die werkzaamheden inkomsten heeft genoten die zij bij verweerder had moeten melden. De bedragen op de privérekening van eiseres kunnen niet aan deze werkzaamheden worden toegerekend. Of eiseres gevolgd kan worden in haar verklaringen over de herkomst van deze bedragen, kan daarom in het midden blijven. Verweerder heeft ten onrechte aangenomen dat eiseres met betrekking tot de vermeende inkomsten uit erotische werkzaamheden haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Het betoog slaagt.
Inkomsten uit het cateringbedrijf
4.11
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres in 2019 meer inkomsten uit haar cateringbedrijf heeft genoten dan zij heeft gemeld. Verweerder wijst in dit verband op het onderzoeksrapport van 16 december 2020, waarin wordt geconcludeerd dat het vermoeden is ontstaan dat eiseres in 2019 meer werkzaamheden heeft verricht, meer omzet heeft gedraaid en meer inkomsten heeft genoten dat zij heeft gemeld bij verweerder en de Belastingdienst.
4.12
Eiseres bestrijdt het standpunt van verweerder. Zij stelt dat zij alle inkomsten uit haar cateringbedrijf heeft gemeld bij de Belastingdienst en dat de bedragen die zij op haar privérekening heeft ontvangen niet afkomstig zijn uit cateringwerkzaamheden. Bovendien heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte diverse bedragen buiten beschouwing gelaten bij het vaststellen van haar ontvangsten, zodat verweerder er ten onrechte van uitgaat dat zij in 2019 maandelijks € 1094,- aan inkomsten uit werkzaamheden moet hebben genoten.
4.13
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in 2019 werkzaamheden voor haar cateringbedrijf heeft verricht en daarvan opgave heeft gedaan bij de Belastingdienst. Uit het onderzoeksrapport volgt dat eiseres de bedragen die zij heeft ontvangen op haar zakelijke rekening, heeft opgevoerd als inkomsten uit haar cateringbedrijf. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres meer inkomsten uit cateringwerkzaamheden heeft genoten dan zij heeft opgegeven bij de Belastingdienst en/of verweerder. Het onderzoeksrapport dat verweerder aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd, heeft dit onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Uit dit onderzoeksrapport blijkt niet op grond van concrete gegevens dat eiseres meer werkzaamheden voor haar cateringbedrijf heeft verricht dan zij heeft gemeld. Weliswaar volgt uit het onderzoeksrapport dat de uitgaven van eiseres haar opgegeven inkomsten ruimschoots overstijgen en dat sprake is van aanzienlijke (contante) stortingen op haar privérekening, maar zonder nadere onderbouwing rechtvaardigen deze omstandigheden niet de door verweerder getrokken conclusie dat de ontvangen bedragen moeten worden aangemerkt als inkomsten uit haar cateringwerkzaamheden.
Het betoog van eiseres slaagt.
Conclusie herziening en terugvordering toeslag
4.14
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres in 2019 inkomsten uit erotische werkzaamheden heeft ontvangen. Verweerder heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat eiseres meer inkomsten uit werkzaamheden voor haar cateringbedrijf heeft ontvangen dan zij heeft gemeld. Dat betekent dat verweerder zijn standpunt dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden onvoldoende heeft gemotiveerd.
De herziening van het recht op een WIA-uitkering
4.15
Eiseres heeft desgevraagd bevestigd dat haar beroep ook is gericht tegen de herziening van haar recht op een WIA-uitkering. De rechtbank ziet geen aanleiding om de beroepsgronden van eiseres tegen dit deel van het bestreden besluit inhoudelijk te beoordelen. Nog daargelaten dat zich bij de dossierstukken geen inleidend bezwaarschrift bevindt dat is gericht tegen primair besluit I, is het bestreden besluit met betrekking tot deze herziening een begunstigend besluit. Verweerder heeft de WIA-uitkering van eiseres over 2019 immers verhoogd. Gegrondverklaring van het beroep zou eiseres daarom in een slechtere positie brengen.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover dit betrekking heeft op de herziening en terugvordering van de toeslag van eiseres. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder dient met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837 en wegingsfactor 1). De rechtbank bepaalt verder dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op de herziening van het recht op toeslag en de terugvordering van de toeslag;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1144 en van 21 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:145.
2.CRvB 22 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1295.