ECLI:NL:RBDHA:2023:5080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL23.9022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had eerder een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel was op 31 maart 2023 opgeheven, maar de rechtbank moest beoordelen of de bewaring onrechtmatig was geweest en of de eiser recht had op schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van opheffing en dat er geen gronden waren aangevoerd door de eiser die zouden wijzen op onrechtmatigheid. De rechtbank heeft ook de vervolgkennisgeving van de eiser als een beroep tegen het voortduren van de maatregel aangemerkt, maar oordeelde dat de kennisgeving door de verweerder correct was ingediend. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9022

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurde op 23 maart 2023 nog voort.
Verweerder heeft de rechtbank op genoemde datum van deze voortduring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 31 maart 2023 gesloten.
Op 3 april 2023 heeft verweerder het formulier M113 aan het dossier toegevoegd. Daaruit blijkt dat de maatregel van bewaring op 31 maart 2023 is opgeheven in verband met een belangenafweging.
Op 5 april 2023 heeft de rechtbank gelet op het belang van de inhoud van formulier M113 het onderzoek heropend, kennisgenomen van de opheffing, en vervolgens op diezelfde datum het onderzoek weer gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1996 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Omdat deze maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 14 november 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:12272). Vervolgens heeft eiser vervolgberoep ingediend. Verwezen wordt naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 10 januari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:198). Hieruit volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 4 januari 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert daartegen aan dat de door verweerder ingediende kennisgeving bevreemding wekt. Er is geen sprake van een verlengingsbesluit [1] dan wel een maatregel die langdurig niet getoetst is, zodat in lijn met het arrest van het Hof van Justitie [2] van 8 november 2022 [3] de maatregel van bewaring ambtshalve getoetst zou hebben moeten worden. De maatregel was immers recent nog getoetst. [4] Eiser verzoekt de rechtbank zich onbevoegd te verklaren, dan wel verweerder niet-ontvankelijk.
5. De rechtbank merkt de vervolgkennisgeving aan als een beroep van eiser tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Uit artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 volgt dat de vreemdeling geacht wordt beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel zodra de rechtbank de (eerste) kennisgeving heeft ontvangen. Omdat de kennisgeving ten aanzien van het voortduren van de bewaring (nog) niet in de Nederlandse wet- of regelgeving is opgenomen, past de rechtbank deze regel op overeenkomstige wijze toe op de vervolgkennisgeving.
6. Aan de orde is de vraag of de bewaring op enig moment onrechtmatig is geweest op grond waarvan eiser in aanmerking kan komen voor een schadevergoeding. Eiser heeft in dat verband geen gronden aangevoerd die leiden tot het oordeel dat de bewaring onrechtmatig heeft voortgeduurd. Evenmin heeft eiser aangevoerd dat hij in aanmerking moet komen voor een schadevergoeding. Ook overigens ambtshalve toetsend ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de bewaring onrechtmatig heeft voortgeduurd. [5] Er zijn dan ook geen gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen.
7. Tot slot verzoekt eiser om een proceskostenveroordeling nu verweerder, aldus eiser, onnodig onderhavige procedure is gestart.
8. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 8 november 2022 [6] bepaald dat met redelijke tussenpozen door een rechterlijke autoriteit getoetst moet worden of de bewaring nog steeds rechtmatig is. Verweerder heeft voldaan aan dit vereiste door het indienen van de kennisgeving. Anders dan eiser stelt is de bewaring voor het laatst getoetst bij uitspraak van 10 januari 2023, zoals vermeld in overweging 3 en niet in het beroep met nummer NL23.7084 waarnaar eiser verwijst. Dit vervolgberoep is immers door eiser ingetrokken. Omdat verweerder terecht een kennisgeving heeft ingediend slaagt de beroepsgrond van eiser niet en is er geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 59, zesde lid, van de Vw.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie.
3.ECLI:EU:C:2022:858.
4.Eiser verwijst naar het vervolgberoep zoals ingediend op 8 maart 2023 met zaaknummer NL23.7084.
5.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.
6.Zie voetnoot 5.