ECLI:NL:RBDHA:2023:4917
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstandsuitkering en bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van twee verzoekers die een aanvraag om bijstandsuitkering en bijzondere bijstand hadden ingediend. De verzoekers, gehuwd en ouders van twee minderjarige kinderen, hadden hun koopwoning gedwongen moeten verkopen en verkeerden in een financiële noodsituatie. De gemeente Rijswijk, als verweerder, had de aanvragen afgewezen op basis van onvoldoende informatie en schending van de inlichtingenverplichting. De verzoekers stelden dat zij aan de inlichtingenverplichting hadden voldaan en dat hun recht op bijstand vastgesteld kon worden.
De voorzieningenrechter heeft de situatie van de verzoekers beoordeeld en vastgesteld dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoekers hadden niet alle gevraagde stukken overgelegd die noodzakelijk waren voor het vaststellen van hun financiële situatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoekers niet voldoende objectieve en verifieerbare gegevens hadden overgelegd om hun financiële noodsituatie te onderbouwen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de opmerking dat verzoekers tijdens de bezwaarprocedure alsnog de benodigde bewijsstukken kunnen aanleveren.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingen- en medewerkingsverplichting van aanvragers van bijstand en de noodzaak voor een goede onderbouwing van hun financiële situatie. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een voorschot op de bijstand toe te kennen, omdat er onvoldoende objectieve aanknopingspunten waren om het recht op bijstand vast te stellen.