ECLI:NL:RBDHA:2023:4806

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
NL22.22012 en NL22.22021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoepen wegens te vroege ingebrekestelling

In deze zaak hebben eisers, een vader en moeder, op 28 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen, die op 9 april 2022 waren ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 januari 2023 inwilligende besluiten genomen op de asielaanvragen. De rechtbank heeft op 13 maart 2023 aan eisers gevraagd of deze inwilligende beslissingen aanleiding geven om de beroepen in te trekken, maar eisers hebben hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeert hieruit dat de beroepen gehandhaafd blijven.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat er zonder zitting uitspraak wordt gedaan. De rechtbank overweegt dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvragen op 9 oktober 2022 eindigde, maar dat deze termijn door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 op 27 september 2022 met negen maanden is verlengd. Hierdoor eindigt de beslistermijn voor eisers pas op 29 juni 2023. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is, en concludeert dat de ingebrekestellingen van 13 oktober 2022 te vroeg zijn ingediend.

Daarom zijn de beroepen van eisers tegen het uitblijven van een besluit op hun asielaanvragen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.22012 en NL22.22021

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam vader], eiser, v-nummer: [v-nummer vader] [moeder], eiseres, v-nummer: [v-nummer moeder] name haar minderjarige kind:[kind 1], v-nummer [v-nummer kind] gezamenlijk te noemen: eisers

(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Krasniqi).

Procesverloop

Eisers hebben op 28 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen van 9 april 2022.
Verweerder heeft bij twee afzonderlijke besluiten van 9 januari 2023 inwilligend op de asielaanvragen besloten.
De rechtbank heeft eisers op 13 maart 2023 verzocht de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissingen aanleiding geven om de beroepen in te trekken. Eisers hebben hier niet op gereageerd, waaruit de rechtbank opmaakt dat de beroepen gehandhaafd blijven.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eisers hebben op 9 april 2022 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eisers op 9 oktober 2022 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [2] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eisers pas op 29 juni 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [4] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestellingen de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestellingen van 13 oktober 2022 te vroeg zijn ingediend. Daarom zijn de beroepen van eisers tegen het uitblijven van een besluit op hun asielaanvragen niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
4.Vreemdelingenwet 2000.