ECLI:NL:RBDHA:2023:4784
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs na vermoeden van ongeschiktheid door cannabisgebruik
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheid (CBR). De eiser, die zijn rijbewijs had geschorst gekregen na een vermoeden van ongeschiktheid door cannabisgebruik, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het CBR. Het primaire besluit, genomen op 8 maart 2022, legde de eiser een onderzoek naar zijn drugsgebruik op en schorste de geldigheid van zijn rijbewijs. Het bestreden besluit van 11 juli 2022 verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 13 september 2021 door de politie was staande gehouden en positief had getest op cannabis. De rechtbank oordeelde dat de informatie van de politie en de resultaten van de speekseltest en het bloedonderzoek voldoende basis vormden voor het vermoeden van ongeschiktheid. De eiser had geen overtuigend bewijs geleverd dat de uitslag van het bloedonderzoek onjuist was, en de rechtbank vond de procedurele bezwaren van de eiser niet steekhoudend.
De rechtbank concludeerde dat het CBR terecht had gehandeld door de eiser te verplichten mee te werken aan het onderzoek en zijn rijbewijs te schorsen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.