ECLI:NL:RBDHA:2023:4726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
9059657 / 21-3718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst wegens meerdere gelijktijdige dienstverbanden en wanprestatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Wooncompas en [naam01] over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. [naam01] was in dienst bij Wooncompas en had daarnaast meerdere andere dienstverbanden, wat in strijd was met de CAO en de arbeidsovereenkomst. Wooncompas heeft [naam01] op staande voet ontslagen wegens het niet melden van deze nevenwerkzaamheden, wat leidde tot een verzoek om schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was en dat [naam01] ernstig verwijtbaar had gehandeld. Wooncompas vorderde ontbinding van de arbeidsovereenkomst en terugbetaling van loon over de periode waarin [naam01] niet aan zijn verplichtingen voldeed. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden en [naam01] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 43.766,50 aan Wooncompas, alsook de proceskosten. De rechter oordeelde dat de tekortkomingen van [naam01] in de nakoming van de arbeidsovereenkomst ernstig waren en dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
nv/c/d
Zaaknummer: 9059657 \ RL EXPL 21-3718
Vonnis van 15 maart 2023
in de zaak van
STICHTING WOONCOMPAS,
gevestigd te Ridderkerk,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in het incident,
hierna te noemen: Wooncompas,
gemachtigden: mrs. P.J. Huys en P.L.M. Schneider,
tegen
[naam01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [naam01] ,
gemachtigden: mrs. A.T. Chinnoe en H. Aydemir.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeslissing van 29 september 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de akte overlegging producties, tevens akte aanvulling gronden verweer met producties 15 tot en met 19;
- de akte overlegging nadere producties 34 tot en met 42 aan de zijde van Wooncompas;
- de antwoordakte van Wooncompas met productie 43.
1.2.
Op 7 september 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij mevrouw [naam02] en de heer [naam03] zijn verschenen namens Wooncompas, bijgestaan door mr. P.J. Huys en mr. P.L.M. Schneider, alsmede [naam01] in persoon, bijgestaan door mr. A.T. Chinnoe en mr. H. Aydemir. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden, evenals de aan de zijde van [naam01] overgelegde spreekaantekeningen.
1.3.
Op 6 februari 2023 heeft de voortzetting van de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de onder 1.2. genoemde personen wederom zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden, evenals de aan de zijde van Wooncompas overgelegde spreekaantekeningen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam01] is op 1 november 2017 voor de duur van één jaar in dienst getreden bij Wooncompas. De arbeidsovereenkomst is vervolgens per 1 november 2018 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.2.
[naam01] heeft laatstelijk de – ambulante – functie van [functie01] vervuld, met een arbeidsomvang van 36 uur per week, tegen een salaris van € 4.560,52 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Woondiensten (hierna: de CAO) van toepassing verklaard.
2.4.
Artikel 3.2 van de CAO luidt als volgt:
“De normale werktijden van de onderneming worden van maandag tot en met vrijdag vastgesteld tussen 07.00 uur en 19.00 uur. Op één dag van de week kan de normale werktijd van de onderneming liggen tussen 07.00 uur en 21.00 uur.”
2.5.
Artikel 2.5 van de CAO betreft een bepaling over nevenwerkzaamheden:
“Nevenwerkzaamheden zijn werkzaamheden die een werknemer in loondienst voor anderen of voor eigen rekening verricht. Voor alle nevenwerkzaamheden moet een werknemer altijd vooraf schriftelijke toestemming vragen aan zijn werkgever. De werkgever geeft hiervoor toestemming, tenzij sprake is van concurrentie, overbelasting, strijdige belangen of een kennelijk nadelige invloed op het functioneren van de werknemer. (…)”
2.6.
[naam01] heeft Wooncompas (bij indiensttreding) verzocht nevenwerkzaamheden te mogen verrichten als ‘Jeugd trainer/coach atletiek’ en ‘Personal Trainer’. Dit verzoek heeft Wooncompas gehonoreerd.
2.7.
Met ingang van 1 juni 2019 is [naam01] voor de duur van één jaar in dienst getreden bij Stichting Mooiland (hierna: Mooiland) in de functie van [functie02] , met een arbeidsomvang van 32 uur per week. Deze arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd.
2.8.
Op 4 oktober 2019 heeft [naam01] zich ziekgemeld bij Wooncompas.
2.9.
[naam01] heeft van 14 april 2020 tot 1 juni 2020 gedurende 8 uur per week als zzp-er werkzaamheden verricht voor Stichting Wooninvest (hierna: Wooninvest). Per 1 juni 2020 is [naam01] bij Wooninvest in dienst getreden, met een arbeidsomvang van 36 uur per week. De arbeidsovereenkomst tussen Wooninvest en [naam01] is via een vaststellingsovereenkomst geëindigd.
2.10.
Bij brief van 20 juli 2020 heeft Wooncompas [naam01] op staande voet ontslagen. In deze brief schrijft Wooncompas onder meer:
“(…) Wij hebben geconstateerd dat u er naast uw voltijddienstverband met ons nog twee andere dienstverbanden op nahoudt, althans tot voor kort op nahield, met respectievelijk Stichting Wooninvest, gevestigd te Voorburg, en Stichting Mooiland, (onder andere) gevestigd te Ede en Grave. Beide zijn eveneens woningcorporaties. Bij Stichting Wooninvest bent u op 1 juni 2020 op voltijdbasis (36 uur per week) in vaste dienst getreden (nadat u voor deze woningcorporatie vanaf 14 april 2020 tot 1 juni 2020 op zzp-basis, voor acht uur per week, werkzaamheden had verricht), terwijl u bij Stichting Mooiland al vanaf 1 juni 2019, middels een arbeidsovereenkomst, op deeltijdbasis (32 uur per week) werkzaam bent (geweest). Bij beide woningcorporaties vervult, althans vervulde u een vergelijkbare, operationele functie (…) als die u bij ons vervult (…)
Op basis van de informatie die ons heeft bereikt, constateren wij dat:
a) u er sinds 1 juni 2019 twee dienstverbanden op nahoudt met ons en Stichting Mooiland (voor in totaal 68 uur per week en met vergelijkbare functies, waarvan de werkzaamheden (in beginsel) doordeweeks tijdens kantooruren (7.00-19.00 uur) moeten worden verricht, hetgeen feitelijk onmogelijk is) en sinds 1 juni 2020 zelfs drie dienstverbanden op nahoudt (voor in totaal 104 uur per week en met vergelijkbare functies, waarvan de werkzaamheden (in beginsel) doordeweeks tijdens kantooruren (7.00-19.00 uur) moeten worden verricht, hetgeen feitelijk onmogelijk is), inclusief uw dienstverband met Stichting Wooninvest;
b) u zich sinds 4 oktober 2019 vanwege gestelde ziekte niet in staat acht om uw overeengekomen werkzaamheden voor ons te verrichten – u hebt de bedrijfsarts dienovereenkomstig ook consequent geïnformeerd (althans steeds in de waan gelaten) -, terwijl u (in de periode) vanaf 1 juni 2019 respectievelijk vanaf 14 april 2020 (althans 1 juni 2020) wel vergelijkbare werkzaamheden hebt verricht voor Stichting Mooiland en/of Stichting Wooninvest;
c) u het bestaan van deze twee andere dienstverbanden met voornoemde woningcorporaties en het feit dat u hieraan invulling gaf, c.q. hebt gegeven, voor ons hebt achtergehouden (en evenmin met onze bedrijfsarts hebt gedeeld, c.q. besproken) (…)
U zult begrijpen dat het vorenstaande voor ons onacceptabel is. Door uw gedragingen en handelwijze hebt u in strijd gehandeld met goed werknemerschap en hebt u ons vertrouwen in u volledig en op onherstelbare wijze geschaad.
Op grond van dit alles ontslaan wij u bij deze op staande voet. Het behoeft verder geen betoog dat van ons niet langer kan worden gevergd het dienstverband met u voort te zetten. (…)”
2.11.
Wooncompas heeft vervolgens een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter, strekkende tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. Ter onderbouwing daarvan heeft Wooncompas kort gezegd gesteld dat nu [naam01] zonder toestemming meerdere dienstverbanden naast elkaar heeft gehad (zie 2.10.) – wat zowel feitelijk als rekenkundig niet mogelijk is – hij door opzet c.q. schuld een dringende reden aan Wooncompas heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen.
Hierop heeft [naam01] een zelfstandig tegenverzoek ingediend, waarin hij onder meer om toekenning van een billijke vergoeding en betaling van de transitievergoeding heeft verzocht.
2.12.
Bij beschikking van 15 januari 2021 heeft de kantonrechter (samengevat) geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. In het verlengde hiervan is het verzoek van Wooncompas toegewezen en het zelfstandig tegenverzoek van [naam01] afgewezen.
2.13.
[naam01] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter. Het gerechtshof Den Haag heeft op 30 november 2021 beschikking gewezen.
Hierin staat onder meer:
“(…)
4. Procedure bij de kantonrechter
(…)
4.3
De kantonrechter heeft [naam01] veroordeeld tot betaling van de door Wooncompas verzochte vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 en 3 sub a BW (…) Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat door de gedragingen van [naam01] een dringende reden is ontstaan. Het recht op vrije arbeidskeuze weegt zwaar maar wordt begrensd door onder andere de Arbeidstijdenwet en verplichtingen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek. Bovendien bevat de cao in artikel 2.5 een verplichting om nevenwerkzaamheden in ieder geval te melden. [naam01] miskent met zijn standpunt onder andere het belang van recuperatie en het beginsel van goed werknemerschap. Hij had moeten begrijpen dat hij naast zijn bestaande dienstverband van 36 uur per week niet nog een dienstverband van 32 uur aan kon gaan, laat staan dat dit zonder overleg met Wooncompas kon. Daar komt nog bij dat [naam01] vanaf 4 oktober 2019 arbeidsongeschikt was en zowel voor hem als voor Wooncompas de (re-integratie)verplichtingen op grond van artikel 7:658a BW golden. Het onbesproken laten van de andere dienstverbanden bij de bedrijfsartsen kan hem zwaar worden aangerekend. Dat [naam01] naar eigen zeggen altijd goed heeft gefunctioneerd en de enige ouder is die (financieel) voor zijn kinderen zorgt, leidt niet tot een ander oordeel. Wooncompas heeft na het ontdekken van de dringende reden voldoende voortvarend gehandeld en daarmee aan de eis van onverwijldheid voldaan. Wooncompas heeft uitgelegd welke signalen zij heeft ontvangen dat [naam01] mogelijk meerdere werkgevers tegelijk had en hoe zij vervolgens heeft gehandeld. [naam01] heeft deze geschetste gang van zaken en de daartoe ingebrachte stukken niet weersproken. Aan het ontstaan van de ontslaggrond heeft [naam01] schuld. (…) Voor toekenning aan [naam01] van één van de door hem verzochte vergoedingen is geen plaats, aldus de kantonrechter. (…)
5. Beoordeling
(…)
5.3
Het hof kan zich geheel en al verenigen met de overwegingen van de kantonrechter, hiervoor in 4.3 weergegeven, die hebben geleid tot het oordeel dat door de gedragingen van [naam01] een dringende reden voor ontslag op staande voet is ontstaan en maakt deze overwegingen tot de zijne. Hetgeen [naam01] in hoger beroep heeft aangevoerd, werpt geen nieuw licht op de zaak. Het hof acht evident dat het naast elkaar verrichten van twee of meer (vrijwel) volledige functies gevolgen kan hebben voor (de inzetbaarheid van) de betrokken werknemer en de kwaliteit van het werk, zodat een werkgever er groot belang bij heeft dat een werknemer daar niet, en zeker niet zonder toestemming van de werkgever toe overgaat. Het behoeft geen nadere toelichting dat van [naam01] als goed werknemer en op grond van de toepasselijke cao verwacht had mogen worden dat hij zijn wens om in dienst te treden van dan wel werkzaamheden te verrichten voor Stichting Mooiland en Stichting Wooninvest spontaan, volledig en tijdig aan Wooncompas had gemeld en daarvoor toestemming had gevraagd conform artikel 2.5 van de cao. Of [naam01] zijn werkzaamheden als zelfstandige bij Stichting Wooninvest al dan niet persoonlijk heeft uitgevoerd, kan daarbij in het midden blijven (…) [naam01] had bovendien bij de bedrijfsarts van Wooncompas open kaart behoren te spelen over zijn andere arbeidsovereenkomst(en) en nevenactiviteiten teneinde de bedrijfsarts in staat te stellen om zich een juist beeld te vormen van zijn belastbaarheid ten behoeve van zijn re-integratieproces. Het hof stelt hierbij vast dat uit zijn eigen stellingen en door hem zelf overgelegde producties volgt dat [naam01] nog gedurende een maand na zijn ziekmelding bij Wooncompas op 4 oktober 2019 heeft doorgewerkt bij Stichting Mooiland. Met grief 3, waarin [naam01] betoogt dat het niet informeren van de bedrijfsarts over zijn verschillende dienstverbanden niet kan leiden tot een dringende reden voor ontslag op staande voet, miskent [naam01] dat hij om meerdere redenen op staande voet is ontslagen en dat in de ontslagbrief ook duidelijk is vermeld dat de genoemde redenen ook ieder voor zich een ontslag op staande voet rechtvaardigen. Deze grief faalt. De door [naam01] aangevoerde persoonlijke omstandigheden en de ernstige (financiële) gevolgen van het ontslag op staande voet leggen onvoldoende gewicht in de schaal om te komen tot het oordeel dat er geen sprake is van een rechtsgeldige dringende reden voor ontslag op staande voet. (…)
5.11
Met grief 8 klaagt [naam01] dat de kantonrechter de door hem verzochte vergoedingen heeft afgewezen. Zoals hiervoor is overwogen, is ook het hof van oordeel dat er een dringende reden voor ontslag op staande voet is, veroorzaakt door de gedragingen van [naam01] . Ook is het hof van oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [naam01] , gelet op de ernst van zijn gedragingen. Voor toekenning van (één van) de door [naam01] verzochte vergoedingen bestaat daarom geen grond. (…)”

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
Wooncompas vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de arbeidsovereenkomst, die partijen initieel met ingang van 1 november 2017 voor de duur van een (1) jaar zijn aangegaan en welke overeenkomst vervolgens met ingang van 1 november 2018 voor onbepaalde tijd is verlengd, te ontbinden;
[naam01] te veroordelen tot betaling aan Wooncompas van een bedrag van € 63.954,-, althans een bedrag van € 43.766,50, althans een bedrag van € 20.187,50, althans enig ander in goede justitie te bepalen bedrag, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf de respectievelijke dagen waarop Wooncompas de diverse loonbetalingen aan [naam01] heeft gedaan, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf (een) in goede justitie te bepalen dag(en) tot de dag der algehele voldoening;
[naam01] te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, met inbegrip van de beslagkosten en de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en – voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Onder randnummer 118 van haar dagvaarding heeft Wooncompas de gevorderde bedragen als volgt gespecificeerd:
Periode
Tijdvak
Omschrijving
Duur in dagen*
Dagloon
Vordering
1
A
Dubbelfunctie [naam01] bij Wooncompas en Mooiland
125
1-6-2019 tot 4-10-2019
(x € 160,50)
€ 20.187,50
2
B
[naam01] meldt zich ziek bij Wooncompas, maar niet bij Mooiland
31
4-10-2019 tot 4-11-2019
(x € 160,50)
€ 5.006,50
3
B
[naam01] is ‘ziek’ bij zowel Wooncompas als bij Mooiland
127
4-11-2019 tot 10-3-2020
(x € 160,50)
€ 20.383,50
4
B
‘Zieke’ [naam01] solliciteert bij Wooninvest
35
10-3-2020 tot 14-4-2020
(x € 160,50)
€ 5.617,50
5
B
‘Triplefunctie ‘zieke’ [naam01] bij Wooninvest voor 8 uur p/wk
48
14-4-2020 tot 1-6-2020
(x € 160,50)
€ 7.752,-
6
B
Triplefunctie ‘zieke’ [naam01] bij Wooninvest voor 36 uur p/wk
30
1-6-2020 tot 1-7-2020
(x € 160,50)
€ 4.845,-
Totaal
396
(x € 160,50)
€ 63.954,-
*voor de duidelijkheid zijn ook de data van de gehanteerde tijdvakken aan deze kolom toegevoegd.
3.3.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Wooncompas, samengevat, het volgende. Gebleken is dat [naam01] tijdens het dienstverband met Wooncompas ook nog twee andere werkgevers had. Hierover heeft [naam01] Wooncompas niet geïnformeerd. Niet alleen heeft [naam01] hiermee zijn verplichting uit de CAO geschonden (zie 2.5.), maar ook heeft hij – in het onder 3.2. genoemde tijdvak A – verzaakt in de arbeidsprestatie waartoe hij zich jegens Wooncompas heeft gecommitteerd. Dat hij zich op een gemiddelde werkdag 16 uur beschikbaar heeft gehouden voor werkzaamheden, acht Wooncompas namelijk weinig reëel.
Ten aanzien van tijdvak B stelt Wooncompas dat [naam01] de op hem rustende (informatie)plichten tijdens ziekte heeft geschonden, onder andere door niet mee te werken aan de overdracht van zijn medische dossiers aan de bedrijfsarts en door de bedrijfsarts niet volledig en naar waarheid te informeren over de aard en oorzaak van zijn arbeidsongeschiktheid. Bovendien heeft [naam01] in maart 2020 – terwijl hij zich in diezelfde periode voor Wooncompas arbeidsongeschikt hield – gesolliciteerd bij Wooninvest, waar hij vervolgens vanaf 14 april 2020 werkzaamheden is gaan verrichten, eerst als zzp-er en vanaf 1 juni 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst.
Wooncompas stelt zich dan ook primair op het standpunt dat [naam01] op grond van artikel 7:686 juncto artikel 6:265 e.v. BW (‘de wanprestatieregeling’) en artikel 7:628 BW (‘de loonrisicoregeling’) het loon moet restitueren dat hij over tijdvak A en B heeft ontvangen. Subsidiair geldt dit voor het loon over tijdvak B en wel op grond van artikel 7:629 lid 5 BW (‘de Aftrekregeling’) dan wel artikel 7:629 BW juncto artikel 7:628 BW en 6:203 BW.
Meer subsidiair stelt Wooncompas dat het loon over tijdvak A dient te worden gerestitueerd en uiterst subsidiair het loon over een combinatie van periode 1 tot en met 6.
3.4.
[naam01] voert verweer. [naam01] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Wooncompas, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Wooncompas, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Wooncompas in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in het incident
3.6.
[naam01] heeft in het incident (door hem aangeduid als incidentele eis in reconventie) gevorderd Wooncompas te veroordelen tot het overleggen van zijn complete personeelsdossier, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Wooncompas in de kosten van het incident.
Wooncompas heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [naam01] , althans afwijzing van zijn vordering, met veroordeling van [naam01] in de proceskosten.
3.7.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

bezwaar processtukken
4.1.
Op de mondelinge behandeling van 7 september 2022 heeft [naam01] bezwaar gemaakt tegen de laatste antwoordakte van Wooncompas en het hierin opnemen van onderdelen uit andere teksten, zonder hierbij te vermelden wat de bron is van de teksten en waar deze terug te vinden zijn. Ook is onduidelijk of het authentieke teksten betreft, aldus [naam01] . Wooncompas heeft hierop aangevoerd dat haar akte een puntsgewijze reactie betreft op de laatste akte van [naam01] , dat zij deze reactie ook had kunnen opnemen in haar spreekaantekeningen en tot slot dat de citaten afkomstig zijn uit stukken die bij [naam01] bekend zijn.
4.2.
De kantonrechter heeft direct op de bezwaren van [naam01] beslist en wel als volgt. [naam01] heeft de akte van Wooncompas voorafgaand aan de mondelinge behandeling ontvangen en hij heeft – gelet op de inhoud van de akte – voldoende gelegenheid gehad om hier inhoudelijk op te reageren op de mondelinge behandeling. Voor zover in deze akte uitsneden uit stukken zijn opgenomen waarvan de juistheid wordt betwist, geldt dat dit punt (zo nodig) in het kader van de bewijslevering aan de orde zal komen. Conclusie is dan ook dat de akte is toegestaan in de huidige vorm en omvang.
ontbinding wegens wanprestatie
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:686 BW volgt dat een arbeidsovereenkomst door de rechter kan worden ontbonden wegens een tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst. Op de ontbinding wegens een tekortkoming zijn de artikelen 6:265 BW en volgende van toepassing.
4.4.
De arbeidsovereenkomst tussen Wooncompas en [naam01] is al geëindigd door het ontslag op staande voet op 20 juli 2020. Tussen partijen is in geschil of de arbeidsovereenkomst gelet hierop alsnog kan worden ontbonden op grond van artikel 7:686 BW zoals door Wooncompas primair is gevorderd.
4.5.
Ter onderbouwing van hun standpunten verwijzen beide partijen naar het arrest van de Hoge Raad van 12 december 1980 (NJ 1981, 202), waarin sprake was van een al geëindigde arbeidsovereenkomst, waarvan ontbinding werd verzocht (op grond van de voorloper van artikel 7:686 BW). De Hoge Raad heeft in dat arrest overwogen:
“In een zodanig geval, waarin de vordering tot ontbinding de strekking heeft een uitspraak te verkrijgen die meebrengt dat alsnog komt vast te staan dat de overeenkomst is ontbonden op een vroeger tijdstip dan het tijdstip waartegen is opgezegd, staat de beëindiging door opzegging in beginsel niet aan de toewijsbaarheid van de vordering tot ontbinding in de weg. In dit verband is van belang dat (…) de opzegging is geschied voor zover zou moeten worden aangenomen dat tussen (…) en (…) een arbeidsovereenkomst heeft bestaan ‘en deze nog niet was geëindigd’; ten gevolge van dit voorbehoud hoeft niet te worden onderzocht of het (blijven) vorderen van ontbinding verenigbaar is met de opzegging. (…)
In zijn conclusie voor het arrest heeft A-G Haak het volgende geconcludeerd:
“De rb. heeft m.i. miskend, dat aan de berechting van een vordering tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst (…) niet in de weg staat, dat de arbeidsovereenkomst door opzegging rechtsgeldig is beëindigd, wanneer de gestelde wanprestatie, en de ontbinding van de overeenkomst als mogelijk gevolg daarvan, eerder dan de beëindiging door opzegging plaatsvindt. (…) LOH heeft bovendien bedoelde opzegging voorwaardelijk gedaan, namelijk voorzover zou moeten worden aangenomen dat tussen LOH en Slegtenhorst een arbeidsovereenkomst heeft bestaan en deze nog niet was geëindigd (prod. 4 bij akte in hoger beroep). Een onderzoek door de Rb. naar de gronden voor de ontbindingsactie lag dan te meer in de rede.”
4.6.
De kantonrechter overweegt dat de Hoge Raad in algemene zin heeft geoordeeld dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst door opzegging in beginsel niet aan de toewijsbaarheid van de vordering tot ontbinding in de weg staat. Dit wijst erop, zoals Wooncompas heeft bepleit, dat ook een reeds beëindigde overeenkomst kan worden ontbonden op de voet van artikel 7:686 BW. De overweging van de Hoge Raad – dat van belang is dat de opzegging voorwaardelijk was gedaan, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst nog niet was geëindigd zodat niet onderzocht hoeft te worden of het (blijven) vorderen van ontbinding verenigbaar is met de opzegging – leidt niet tot een ander oordeel. De kantonrechter leidt daaruit niet af dat een eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst principieel aan een ontbindingsvordering ex artikel 7:686 BW in de weg staat. De hiervoor aangehaalde vooropstelling van de Hoge Raad wijst immers niet in die richting. Dit sluit aan bij de overwegingen van de A-G, die in algemene zin overweegt dat aan een vordering tot ontbinding niet in de weg staat dat de arbeidsovereenkomst al door opzegging is beëindigd. Ook in de literatuur en jurisprudentie wordt uit het arrest afgeleid dat een reeds beëindigde arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden en dat dit ook geldt onder het huidige recht, waarin de ontbinding geen terugwerkende kracht heeft. [1] De overweging van de Hoge Raad dat de opzegging voorwaardelijk was gedaan, plaatst de kantonrechter in het kader van de beoordeling of de werkgever (nog) een belang heeft bij de gevorderde ontbinding. [2]
4.7.
Wooncompas heeft naar het oordeel van de kantonrechter een voldoende belang bij de gevorderde ontbinding, ondanks dat de arbeidsovereenkomst reeds is geëindigd door het ontslag op staande voet. Een ontbinding op de voet van artikel 7:686 BW heeft immers niet alleen gevolgen voor de toekomst omdat partijen bevrijd worden van verdere verplichtingen, maar ook voor het verleden. De ongedaanmakingsverbintenis als gevolg van de ontbinding werkt immers terug tot het aanvangsmoment van de wanprestatie. De kantonrechter passeert dus het verweer van [naam01] dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door het ontslag op staande aan de ontbindingsvordering in de weg staat.
4.8.
De vraag die vervolgens voorligt, is of is voldaan aan de vereisten voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW.
In 1990 overwoog de Hoge Raad dat een vordering tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst – op grond van (de voorloper van) artikel 7:686 BW – op instigatie van de werkgever slechts toewijsbaar is in gevallen van ernstige wanprestatie
‘namelijk een wanprestatie van zodanige aard dat zij het ingrijpende gevolg van een ontbinding van de overeenkomst, in beginsel met terugwerkende kracht tot de dag van de wanprestatie, kan rechtvaardigen’(HR 20 april 1990,
NJ1990, 702). Deze maatstaf is nog steeds actueel.
Dat het moet gaan om een ernstige wanprestatie laat zich verklaren door de bescherming die het wettelijk stelsel met betrekking tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst door de werkgever aan de werknemer beoogt te bieden. De werkgever moet kunnen aantonen dat de werknemer structureel of in ernstige mate niet voldoet aan zijn verplichtingen die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien. In genoemd arrest heeft de Hoge Raad verder overwogen dat de ontbinding wegens wanprestatie
‘veeleer op een lijn te stellen [is] met een beëindiging van het dienstverband wegens een dringende reden’.
4.9.
[naam01] betwist dat sprake is van een dergelijke wanprestatie. Weliswaar heeft hij één van de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst geschonden (het nevenwerkzaamhedenbeding), maar de kern van de arbeidsovereenkomst – het verrichten van de arbeid die bij zijn functie hoort – is door hem volledig en op goede wijze uitgevoerd. Dat hij niet heeft kunnen werken vanwege arbeidsongeschiktheid kan bovendien niet worden gekwalificeerd als een toerekenbare tekortkoming, die is vereist voor ontbinding op grond van artikel 7:686 BW, aldus [naam01] .
4.10.
De kantonrechter overweegt dat aan de beschikking van het hof Den Haag van 30 november 2021 gezag van gewijsde toekomt, zodat de daarin genomen beslissingen in de deze procedure bindende kracht hebben. In die beschikking is geoordeeld dat het ontslag op staande voet – veroorzaakt door de gedragingen van [naam01] – rechtsgeldig is gegeven en dat bovendien sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [naam01] . Het hof overweegt daartoe onder meer: “(…)
Het hof acht evident dat het naast elkaar verrichten van twee of meer (vrijwel) volledige functies gevolgen kan hebben voor (de inzetbaarheid van) de betrokken werknemer en de kwaliteit van het werk, zodat een werkgever er groot belang bij heeft dat een werknemer daar niet, en zeker niet zonder toestemming van de werkgever toe overgaat. Het behoeft geen nadere toelichting dat van [naam01] als goed werknemer en op grond van de toepasselijke cao verwacht had mogen worden dat hij zijn wens om in dienst te treden van dan wel werkzaamheden te verrichten voor Stichting Mooiland en Stichting Wooninvest spontaan, volledig en tijdig aan Wooncompas had gemeld en daarvoor toestemming had gevraagd conform artikel 2.5 van de cao. Of [naam01] zijn werkzaamheden als zelfstandige bij Stichting Wooninvest al dan niet persoonlijk heeft uitgevoerd, kan daarbij in het midden blijven (…) [naam01] had bovendien bij de bedrijfsarts van Wooncompas open kaart behoren te spelen over zijn andere arbeidsovereenkomst(en) en nevenactiviteiten teneinde de bedrijfsarts in staat te stellen om zich een juist beeld te vormen van zijn belastbaarheid ten behoeve van zijn re-integratieproces.(…)
Zoals hiervoor is overwogen, is ook het hof van oordeel dat er een dringende reden voor ontslag op staande voet is, veroorzaakt door de gedragingen van [naam01] . Ook is het hof van oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [naam01] , gelet op de ernst van zijn gedragingen.”
4.11.
Uit dit oordeel van het hof, waarmee de kantonrechter zich verenigt, volgt dat [naam01] structureel en in ernstige mate tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voor hem voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, zowel voorafgaand aan als na zijn ziekmelding. Het hof heeft geoordeeld dat sprake was van een dringende reden voor een ontslag op staande voet en dat [naam01] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Gelet op deze feiten en omstandigheden is aan de maatstaf voor ontbinding op grond van artikel 7:686 BW voldaan.
4.12.
Conclusie uit het voorgaande is dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen Wooncompas en [naam01] zal ontbinden. Deze ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, maar doet voor partijen ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan. Deze zien op de periode tussen de tekortkoming en de ontbinding. De tekortkoming is aangevangen op het moment dat [naam01] ook in dienst trad bij Mooiland.
tijdvak A
4.13.
Ten aanzien van de periode waarin [naam01] zowel bij Wooncompas als Mooiland een dienstverband had – tijdvak A (zie 3.2.) – stelt Wooncompas zich op het standpunt dat [naam01] een arbeidsprestatie heeft geleverd, die niet heeft beantwoord aan de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. Gelet op de omvang van het dienstverband bij Mooiland van 32 uur per week was [naam01] voor Wooncompas immers maar 4 uur per week beschikbaar voor arbeid, in plaats van 36 uur per week. Indien artikel 6:272 BW strikt wordt toegepast, betekent dit dat [naam01] niet het gehele loon over die periode hoeft te restitueren. Wooncompas stelt echter dat in dit geval aanleiding bestaat de waarde van de arbeidsprestatie van [naam01] op nihil te stellen. [naam01] heeft betwist dat zijn arbeidsprestatie waardeloos is geweest. Hij heeft de werkzaamheden voor beide werkgevers naast elkaar verricht. Het waren weliswaar lange werkweken, maar het is hem wel gelukt om de werkzaamheden uit te voeren. Wooncompas was ook tevreden over de uitvoering van de werkzaamheden en heeft hem nooit aangesproken op disfunctioneren, aldus [naam01] .
4.14.
De kantonrechter overweegt in het kader van de ongedaanmakingsverbintenis, dat verrichte arbeid naar zijn aard niet ongedaan kan worden gemaakt. In plaats daarvan dient de waarde van de prestatie te worden vergoed. Als de verrichte arbeid aan de overeenkomst heeft beantwoord in de desbetreffende periode, dan is de waarde daarvan het overeengekomen loon en kan dit tegen elkaar worden weggestreept. In het geval sprake is van een ondeugdelijke prestatie, moet worden bepaald welke waarde de arbeid in de gegeven omstandigheden voor de werkgever heeft gehad (artikel 6:272 lid 2 BW).
Hoewel de kantonrechter het – evenals het hof Den Haag – evident acht dat het naast elkaar verrichten van twee of meer (vrijwel) volledige functies gevolgen kan hebben voor onder meer de kwaliteit van het werk en de inzetbaarheid van de werknemer, heeft Wooncompas onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld ter onderbouwing van haar stelling dat de waarde van de arbeidsprestatie van [naam01] nihil is geweest, althans dat de door hem verrichte arbeid van minder waarde is geweest dan het betaalde loon.
Weliswaar stelt Wooncompas in haar spreekaantekeningen voor de zitting van 6 februari 2023 dat uit e-mailberichten zou volgen dat [naam01] steken heeft laten vallen, maar zij stelt vervolgens niet concreet in hoeverre de verrichte arbeid gelet hierop niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Los daarvan is gesteld noch gebleken dat [naam01] hier destijds op is aangesproken door Wooncompas. De kantonrechter zal de vordering ten aanzien van tijdvak A dan ook afwijzen.
tijdvak B
4.15.
Tijdvak B ziet op de periode vanaf de ziekmelding van [naam01] op 4 oktober 2019 en is verdeeld over verschillende perioden (zie ook hiervoor 3.2.). Gedurende deze perioden was [naam01] arbeidsongeschikt en stond er geen arbeidsprestatie tegenover de loonbetaling (tijdens ziekte) door Wooncompas. Op grond van artikel 6:271 BW dient [naam01] het door hem ontvangen loon over deze perioden terug te betalen. Dit betekent dat een bedrag van € 43.766,50 – nu hiertegen geen zelfstandig verweer is gevoerd – wordt toegewezen. Ook tegen de hierover gevorderde wettelijke rente is geen zelfstandig verweer gevoerd, zodat deze, als op de wet gegrond, zal worden toegewezen als hierna vermeld.
4.16.
Nu de vorderingen van Wooncompas op de primaire grondslag zijn toegewezen, behoeven de overige stellingen en verweren van partijen geen bespreking meer.
beslagkosten
4.17.
Wooncompas vordert [naam01] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. Wooncompas heeft de beslagen gelet op hetgeen hiervoor is overwogen immers terecht gelegd.
De beslagkosten worden vastgesteld op € 1.977,08 voor kosten deurwaardersexploten en € 1.183,- voor salaris gemachtigde (1,0 punt), totaal € 3.160,08.
Het voor het beslagrekest verschuldigde griffierecht is ambtshalve in mindering gebracht op het voor de onderhavige procedure verschuldigde griffierecht. Een en ander leidt tot toewijzing van een totaalbedrag aan griffierecht als hierna onder 4.18. vermeld.
proceskosten
4.18.
[naam01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Wooncompas als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
106,10
- griffierecht
1.013,00
- salaris gemachtigde
1.985,00
(2,5 punten x € 794,00)
Totaal
3.104,10
Tegen de daarover gevorderde wettelijke rente is geen zelfstandig verweer gevoerd zodat deze, als op de wet gegrond, zal worden toegewezen als hierna vermeld.
4.19.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in het incident
4.20.
[naam01] heeft gevorderd Wooncompas te veroordelen tot overlegging van het volledige personeelsdossier dat zij van [naam01] heeft aangelegd. Ter onderbouwing daarvan stelt [naam01] samengevat dat hij met het personeelsdossier kan aantonen dat hij ook vanaf 1 juni 2019 zijn werkzaamheden naar behoren en naar tevredenheid van Wooncompas heeft uitgevoerd. Wooncompas heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Zij heeft gesteld dat zij alle informatie al heeft verstrekt aan [naam01] . [naam01] heeft vervolgens niet concreet gesteld nog informatie te missen. Gelet daarop zal de vordering worden afgewezen.
4.21.
[naam01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Wooncompas vastgesteld op € 330,- aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst, die partijen initieel met ingang van 1 november 2017 voor de duur van een (1) jaar zijn aangegaan en welke overeenkomst vervolgens met ingang van 1 november 2018 voor onbepaalde tijd is verlengd;
5.2.
veroordeelt [naam01] om aan Wooncompas te betalen een bedrag van € 43.766,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW te rekenen vanaf de respectievelijke dagen waarop Wooncompas de diverse loonbetalingen aan [naam01] heeft gedaan, tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [naam01] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 3.160,08, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [naam01] in de proceskosten, aan de zijde van Wooncompas tot dit vonnis vastgesteld op € 3.104,10, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [naam01] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in het incident
5.8.
wijst de vordering af;
5.9.
veroordeelt [naam01] in de proceskosten, aan de zijde van Wooncompas tot dit vonnis vastgesteld op € 330,-;
5.10.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 5.9. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Alink en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.

Voetnoten

1.W.K. Bischot, Ontbinding en schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkomingen in de arbeidsovereenkomst 7A:1639x BW: teveel onbenut gelaten of nutteloos?, Arbeidsrecht 1997, 18, met verwijzing naar rechtbank Den Haag 8 mei 1996, Prg. 1996, nr. 4609; C.J.H. Jansen en C.J. Loontra, Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van wanprestatie, SR 2004, 8; T.D.E. Hoekstra en M.H. Stekelenburg, art. 7:686 BW binnen de WWZ: een vreemde eend in de bijt of nieuw gemeengoed?, TAP 2015/270; T. Hartlief, gedeeltelijke ontbinding. Enige opmerkingen en mededelingen over de ontbinding bij duurovereenkomsten de actio quanto minoris, GROM 1991, p. 17; rechtbank Amsterdam 8 januari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:490 rov. 4.36.
2.Vgl. Hoge Raad 21 mei 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4384, NJ 1982, 404 r.o. 3.1, als ook T. Hartlief, gedeeltelijke ontbinding. Enige opmerkingen en mededelingen over de ontbinding bij duurovereenkomsten de actio quanto minoris, GROM 1991, p. 17, die deze kwestie ook in die sleutel plaatst.