In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige, [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2022 in Frankrijk. De vader, wonende in Frankrijk, had verzocht om de onmiddellijke terugkeer van de minderjarige naar Frankrijk, na een periode waarin de moeder, die de Nederlandse nationaliteit heeft, de minderjarige in Nederland had gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in augustus 2022 sprake was van ongeoorloofde achterhouding van de minderjarige door de moeder, maar dat deze situatie inmiddels was beëindigd door de hervatting van de in mediation overeengekomen zorgregeling. De rechtbank oordeelde dat er op dit moment geen sprake meer was van ongeoorloofde achterhouding en dat de vader geen belang meer had bij zijn verzoek tot teruggeleiding. Het verzoek werd dan ook afgewezen. De rechtbank heeft daarnaast de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.