ECLI:NL:RBDHA:2023:4690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
NL23.8115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris het bestreden besluit terecht heeft genomen, gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Nederland had op 30 november 2022 een verzoek om terugname gedaan aan Frankrijk, dat op 14 december 2022 was aanvaard. De eiser betwistte de rechtmatigheid van de overdracht naar Frankrijk en voerde aan dat hij daar zou worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling, in strijd met artikel 4 van het EU-Handvest.

De rechtbank oordeelt dat de eiser niet heeft aangetoond dat er in zijn geval sprake is van een reëel risico op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank stelt vast dat de eiser geen concrete aanwijzingen heeft gegeven dat de Franse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die aanleiding geven om de asielaanvraag van de eiser aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep van de eiser wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8115

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL23.8116. Hierop zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op 30 november 2022 bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard op 14 december 2022.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Frankrijk zal worden blootgesteld aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest). Verweerder gaat ten onrechte uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dient de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. In Frankrijk is sprake van ernstige structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Eiser verwijst naar een rapport van Amnesty International van april 2022 en het arrest Jawo. Eiser stelt in Frankrijk aan zijn lot te zijn overgelaten en genoodzaakt te zijn geweest om op straat te slapen. Ook stelt hij stelselmatig gediscrimineerd en mishandeld te zijn. Eiser handhaaft zijn stelling dat hij geen mogelijkheid heeft gehad zich te beklagen bij de Franse autoriteiten en dat de taal een barrière vormde. Volgens eiser garandeert het claimakkoord weliswaar dat Frankrijk eiser zal terugnemen, maar niet dat zijn (opvolgende) asielaanvraag daadwerkelijk in behandeling zal worden genomen.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Het uitgangspunt is dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Frankrijk mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt ook uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1256) en van 9 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:715). Het is aan eiser om te onderbouwen dat dit anders is en met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en artikel 4 van het EU-Handvest omdat de Franse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen, bijvoorbeeld door tekortkomingen bij de asielprocedure, de opvang of de medische zorg. Daarvan is pas sprake als die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken; zie het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:2018).
4.2.
Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat in zijn geval niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen concrete aanknopingspunten aangedragen op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat aanleiding bestaat voor het oordeel dat in Frankrijk sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Eiser maakt niet aannemelijk dat hij na overdracht in het kader van de Dublinverordening geen opvang zal krijgen. Frankrijk heeft met het claimakkoord gegarandeerd eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen. Bij voorkomende problemen of klachten kan eiser zich wenden tot de autoriteiten van Frankrijk of de daarvoor geëigende instanties. Niet is gebleken dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
4.3.
Verweerder heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat in het geval van eiser geen bijzondere individuele omstandigheden aanwezig zijn op grond waarvan verweerder de asielaanvraag met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken.
5. Het beroep is kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.