ECLI:NL:RBDHA:2023:4656
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand wegens gebrek aan financiële onderbouwing en bedrijfsmatig handelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer, en de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand ingediend in verband met een hoger beroep dat hij had ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank. De aanvraag werd afgewezen omdat verweerder van mening was dat eiser geen recht had op een toevoeging, aangezien het belang voortkwam uit zijn bedrijfsmatig handelen. Eiser had geen recente financiële stukken overgelegd, waardoor niet aannemelijk was gemaakt dat het voortbestaan van zijn onderneming afhankelijk was van de verzochte rechtsbijstand.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op ontvankelijkheid beoordeeld en vastgesteld dat het bestreden besluit niet aangetekend was verzonden, waardoor eiser tijdig beroep had ingesteld. De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van eiser en verweerder tegen elkaar afgewogen. Eiser voerde aan dat hij geen stukken had en dat verweerder hem had moeten informeren over welke stukken nog nodig waren. De rechtbank oordeelde echter dat het aan eiser was om zijn beroep op de uitzondering in de wet te onderbouwen met gegevens en bescheiden, wat hij niet had gedaan.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het voortbestaan van zijn bedrijf afhankelijk was van de verzochte rechtsbijstand. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser om proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.