ECLI:NL:RBDHA:2023:4375
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en toepassing van artikel 110 VWEU
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) die aan eiser was opgelegd. Eiser had aangifte gedaan voor de registratie van een Volvo XC60, geproduceerd voor de Amerikaanse markt, en had een Bpm van € 2.875 aangegeven. De inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, handhaafde de naheffingsaanslag op € 14.534, waarbij hij uitging van een historische nieuwprijs van € 55.945 en een CO2-uitstoot van 262 gram per kilometer. Eiser betwistte de hoogte van de naheffingsaanslag en stelde dat de auto een product van een andere lidstaat was in de zin van artikel 110 VWEU, en dat er meer waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen diende te worden.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de auto een product van een andere lidstaat was, en dat verweerder terecht de CO2-uitstoot en de historische nieuwprijs had vastgesteld. Echter, de rechtbank kwam tot de conclusie dat de naheffingsaanslag op basis van de door verweerder gehanteerde historische nieuwprijs te hoog was. De rechtbank verlaagde de naheffingsaanslag tot € 6.668 en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.266. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.