In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die is opgelegd aan belanghebbende voor de registratie van een tweedehands BMW 520D X-Drive. De naheffingsaanslag bedraagt € 9.828, met een bijkomende belastingrente van € 266. De Inspecteur heeft de aanslag gehandhaafd na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof Den Haag.
De kern van het geschil betreft de vaststelling van de CO2-uitstoot van de auto en de daaruit voortvloeiende BPM-heffing. Belanghebbende stelt dat de CO2-uitstoot van de auto zelf bepalend moet zijn voor de BPM, terwijl de Inspecteur een referentieauto hanteert. Het Hof oordeelt dat de CO2-uitstoot van de auto zelf inderdaad bepalend is en dat de handelsinkoopwaarde van de auto door schade is gedaald. Het Hof komt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 4.865, en dat de belastingrente dienovereenkomstig moet worden aangepast.
Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar, en veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 december 2021, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.