ECLI:NL:RBDHA:2023:4301
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsdocument op basis van EU-recht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Marokkaanse verzoekster die een verblijfsdocument aanvroeg op basis van EU-recht. De verzoekster had eerder aanvragen ingediend die waren afgewezen en was van mening dat er geen sprake was van een herhaalde aanvraag. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aanvraag van verzoekster inderdaad als een herhaalde aanvraag kon worden aangemerkt, omdat deze strekte tot het verkrijgen van hetzelfde rechtsgevolg, namelijk een artikel 9 verblijfsdocument. De voorzieningenrechter volgde de verweerder in zijn standpunt dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een hernieuwde inhoudelijke toetsing rechtvaardigden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, omdat verzoekster geen verblijfsrecht had en het primaire besluit niet werd opgeschort door het indienen van bezwaar. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. R.S. Ouertani, en werd openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.