ECLI:NL:RBDHA:2022:2103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
AWB 20/9136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsdocument aanvraag op basis van EU-recht en EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een Marokkaanse eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsdocument door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, die in Spanje verblijft, betoogde dat zij recht heeft op een afgeleid verblijfsrecht op basis van artikel 20 van het VWEU en het arrest Chavez-Vilchez, omdat zij bij haar Nederlandse zoon wil verblijven. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op grond van het feit dat de eiseres een geldig verblijfsdocument in Spanje heeft tot 17 november 2022, en dat haar zoon niet gedwongen zal worden om de EU te verlaten als haar aanvraag wordt afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geconcludeerd dat er geen situatie is die vergelijkbaar is met die in het arrest Chavez-Vilchez, omdat de eiseres geen bewijs heeft geleverd dat haar verblijfsrecht in Spanje is beëindigd.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie in de zin van het arrest K.A. De rechtbank concludeert dat de eiseres niet kan aantonen dat zij de zorg voor haar echtgenoot niet kan missen, aangezien hij de Nederlandse nationaliteit heeft en niet gedwongen zal worden om de EU te verlaten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen twijfel bestond dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit konden leiden. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Marokko, eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Dhalganjansing),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot afgifte van een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 9 van de Vw, [1] waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 11 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere gronden ingediend.
Verweerder heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder was, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Ook zijn referent en de echtgenoot van eiseres verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1982, heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij wenst verblijf bij haar Nederlandse zoon. Eiseres betoogt dat ze in aanmerking komt voor een afgeleid verblijfsrecht op grond van artikel 20 van het VWEU [2] en het arrest Chavez-Vilchez. [3]
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij in bezit is van een geldig verblijfsdocument in Spanje tot 17 november 2022. Dit betekent dat de zoon van eiseres niet gedwongen zal worden om het grondgebied van de Unie te verlaten als eiseres geen verblijfsdocument in Nederland krijgt. Subsidiair is niet gebleken dat ze daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken verricht en/of dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Zij doet een beroep op het arrest Chavez-Vilchez en op het arrest K.A. [4] Verder beroept eiseres zich op artikel 8 van het EVRM, Richtlijn 2004/38 (hierna: de Verblijfsrichtlijn) en betoogt zij dat ze ten onrechte niet is gehoord.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Chavez-Vilchez
4.1.
In het arrest Chavez-Vilchez heeft het Europese Hof van Justitie geoordeeld dat artikel 20 van het VWEU zich verzet tegen maatregelen die tot gevolg hebben dat EU-burgers het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste aan hun status van EU-burger ontleende rechten. Een dergelijke schending doet zich voor als een derdelander het recht wordt ontzegd te verblijven in een lidstaat waar haar minderjarige kinderen, die staatsburgers zijn van die lidstaat en te zijnen laste komen, verblijven. [5] Het is in beginsel aan eiseres om aan te tonen dat haar kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Europese Unie te verlaten, als haar verblijfsrecht wordt geweigerd. [6]
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat zich geen situatie voordoet als in het arrest Chavez-Vilchez. Eiseres heeft een langdurig verblijfsrecht in Spanje tot 17 november 2022. Het ter zitting ingenomen standpunt van eiseres dat het verblijfsrecht niet meer bestaat, volgt de rechtbank niet. Het is in eerste instantie aan de vreemdeling om dat aannemelijk te maken. [7] Eiseres heeft evenwel geen bewijsstukken overgelegd waaruit volgt dat de Spaanse autoriteiten het verblijfsrecht hebben beëindigd. Daarom kan worden verondersteld dat eiseres nog steeds verblijfsrecht heeft in Spanje en het kind van eiseres niet wordt gedwongen om het grondgebied van de Unie te verlaten.
4.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiseres geen verblijfsrecht heeft op grond van artikel 20 van het VWEU en het arrest Chavez-Vilchez. De overige beroepsgronden over de zorg- en opvoedingstaken en de afhankelijkheidsverhouding behoeven dan ook geen bespreking meer.
Arrest K.A.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie in de zin van het arrest K.A. Uit dit arrest volgt dat, in uitzonderlijke gevallen, een meerderjarige derdelander een afgeleid verblijfsrecht kan ontlenen aan artikel 20 VWEU, als het aantoonbaar is dat de echtgenoot op geen enkele wijze van eiseres gescheiden kan worden omdat er een dermate sterke afhankelijkheidsverhouding is. [8] Eiseres betoogt dat een dergelijke situatie zich voordoet, omdat ze dagelijks de zorg voor haar man draagt en mantelzorg verricht. De rechtbank overweegt dat het deskundigenrapport aangeeft dat de echtgenoot van eiseres arbeidsongeschikt is en zware medische beperkingen heeft. Toch heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat geen van de overgelegde stukken inzichtelijk maken dat eiseres de gestelde zorg biedt. De rechtbank betrekt daarbij het feit dat haar echtgenoot op zitting heeft aangegeven dat hij werd verzorgd door zijn familie voordat eiseres naar Nederland kwam. Niet is gebleken dat zijn familie deze zorg niet meer kan bieden. Tot slot overweegt de rechtbank dat de echtgenoot van eiseres niet gedwongen zou worden om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten, omdat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
Richtlijn 2004/38
6.1.
Eiseres betoogt dat ze in aanmerking komt voor een verblijfsdocument op grond van de Verblijfsrichtlijn omdat zij als familielid van een burger van de Unie moet worden beschouwd. Uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie en de hoogste bestuursrechter volgt dat de Verblijfsrichtlijn analoog toegepast moet worden indien een burger van de Unie, na verblijf in een andere lidstaat, met een familielid terugkeert naar de lidstaat van zijn nationaliteit. [9] Dit betekent dat eiseres moet aantonen dat ze ten minste drie maanden reëel en daadwerkelijk hoofdverblijf heeft gehad met haar zoon in Spanje. [10]
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk gemaakt dat ze met haar zoon reëel en daadwerkelijk ten minste drie maanden hoofdverblijf heeft gehad in Spanje. Er zijn namelijk geen stukken overgelegd die inzicht geven in het leven van eiseres met haar zoon in Spanje. Bovendien heeft eiseres niet aangetoond dat zij verblijfsrecht had bij hem, omdat ze beschikt over een zelfstandig langdurig verblijfsrecht in Spanje. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen afgeleid verblijfsrecht heeft op grond van artikel 21 van het VWEU.
Artikel 8 van het EVRM
7. De rechtbank overweegt met betrekking tot artikel 8 van het EVRM het volgende. Verweerder heeft op 26 augustus 2020 de betreffende aanvraag afgewezen en het bezwaar van eiseres op 11 november 2020 in een ander bestreden besluit, ongegrond verklaard. De rechtbank overweegt dat het niet duidelijk is of met het beroep in de artikel 9 procedure eiseres ook wilde opgekomen tegen het bestreden besluit dat ziet op artikel 8 van het EVRM. Anders dan gemachtigde op zitting meende is daar geen griffierecht over geheven of betaald. Gelet op de onduidelijkheid wordt gemachtigde de mogelijkheid geboden om alsnog beroep in te stellen, waarbij niet zal worden tegengeworpen dat de beroepstermijn is overschreden.
Hoorplicht
8. De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht ook niet is geschonden. Het bestuursorgaan mag slechts afzien van het horen, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [11] Gelet op de motivering van het primaire besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
Wat is de conclusie?
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.W Craanen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
3.Zie het Arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
4.Zie arrest K.A. van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 8 mei 2018, ECLI:EU:C2018:308; Zie het Arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
5.Zie het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354; paragraaf B10/2.2. van de Vreemdelingencirculaire (Vc).
6.Zie paragraaf B10/2.2. van de Vc.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:789, r.o. 5.1.
8.Zie arrest K.A. van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 8 mei 2018, punt 65.
9.Zie arrest Singh van Het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 juli 1992, ECLI:EU:C:1992:296, punt 23; zie de uitspraak van de Afdeling, 17 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7401, r.o. 2.2.
10.Zie paragraaf B10/2.2. van de Vc.
11.Zie artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.