ECLI:NL:RBDHA:2023:4215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL22.23805
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres op 22 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 23 april 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 december 2022 de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. Eiseres heeft aangegeven het beroep te handhaven indien de proceskosten niet worden vergoed. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft eiseres, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, in zoverre geen procesbelang meer. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag eindigde op 23 oktober 2022, maar door de inwerkingtreding van WBV 2022/22 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe einddatum op 23 juli 2023 ligt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verlenging rechtsgeldig is, en dat de ingebrekestelling van 26 oktober 2022 te vroeg is ingediend.

Daarom komt het verzoek van eiseres om vergoeding van haar proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23805

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 22 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 23 april 2022.
Bij besluit van 8 december 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd.
Eiseres heeft meegedeeld het beroep te handhaven indien verweerder de proceskosten niet vergoed.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiseres, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiseres gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiseres heeft haar aanvraag op 23 april 2022 ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiseres eindigen op 23 oktober 2022. Verweerder heeft echter met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiseres pas op 23 juli 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraken van 21 maart 2023 geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake is van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. [1] De verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 26 oktober 2022 te vroeg is ingediend. Gelet hierop komt het verzoek van eiseres om vergoeding van haar proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking.
3. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.