ECLI:NL:RBDHA:2023:4119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
09/080761-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van drugshandel, wederspannigheid, mishandeling en bedreiging met strafoplegging

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1974 te Utrecht, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het handelen in softdrugs en harddrugs. De rechtbank heeft acht bewezenverklaarde feiten vastgesteld, waaronder het medeplegen van de verkoop van cocaïne en MDMA, het medeplegen van de verkoop van hennep, wederspannigheid, mishandeling en bedreiging. De verdachte is op 17 juni 2022 aangehouden en heeft zich verzet tegen zijn aanhouding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 171 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 120 dagen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en behandelverplichting bij een forensische polikliniek. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen Volkswagen Golf gelast. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling op 14 maart 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/080761-22; 96/310094-21 (ttz. gev.); 09/100031-22 (ttz. gev.)
en 09/318962-21 (tul)
Datum uitspraak: 28 maart 2023
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlasteleggingen en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken met parketnummers 09/080761-22 (hierna: dagvaarding I) en 96/310094-21 (hierna dagvaarding III) en de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak met parketnummer 09/100031-22 (hierna: dagvaarding II) van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1974 te Utrecht,
op dit moment zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 29 september 2022 en van
19 december 2022 (alle pro forma) en op de terechtzitting van 14 maart 2023 (inhoudelijke behandeling).
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J.J.L. Maalsté, is op de terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft gevorderd:
  • dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 171 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • dat aan de verdachte als bijzondere voorwaarden worden opgelegd: een meldplicht, een behandelverplichting bij de Forensische Polikliniek van Parnassia of een soortgelijke zorgverlener, dat hij zijn medewerking dient te verlenen aan het vinden van een zinvolle dagbesteding, dat hij zijn medewerking dient te verlenen aan schuldhulpverlening en dat hij zijn medewerking dient te verlenen aan controle op zijn alcohol- en drugsgebruik door middel van urine- of ademonderzoek;
  • dat aan de verdachte een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, wordt opgelegd;
  • dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten twee geldbedragen, worden teruggegeven aan de rechthebbende(n) en
  • dat de onder de verdachte inbeslaggenomen Volkswagen Golf met het kenteken: [kenteken] verbeurd wordt verklaard.

De tenlasteleggingenAan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage A aan dit vonnis gehecht.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewijsoverwegingen

Ten aanzien van feit 1 van dagvaarding I
De verdachte wordt ten aanzien van dit feit verweten dat hij zich onder meer schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verkopen van harddrugs, te weten cocaïne en MDMA.
De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is dat de verdachte gedurende de gehele tenlastegelegde periode (1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022) harddrugs heeft verkocht en dat om die reden met betrekking tot de pleegperiode aansluiting dient te worden gezocht bij hetgeen de verdachte hierover heeft verklaard, te weten dat hij rond kerst 2021/nieuwjaar 2022 is begonnen met de verkoop van harddrugs. De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen.
Op basis van het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en MDMA. Gelet op de verklaringen van de afnemers [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] (die de verdachte aanwezen als hun dealer) en de verklaring van [naam 4] (waarvan de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij daarmee samenwerkte) acht de rechtbank de gehele ten laste gelegde periode bewezen.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich gedurende de gehele tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en MDMA.
Ten aanzien van feit 2 van dagvaarding I
De verdachte wordt ten aanzien van dit feit verweten dat hij zich onder meer schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verkopen van softdrugs, te weten hennep en hiervan een gewoonte te hebben gemaakt.
De raadsman heeft betoogd dat bewezen kan worden dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan dit feit, maar dat niet kan worden bewezen dat de verdachte en zijn mededaders van het plegen van dit feit een gewoonte hebben gemaakt.
Op basis van het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennep en dat [naam 4] als een van de medeplegers kan worden aangemerkt.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank ook bewezen dat de verdachte en zijn mededaders van het plegen van dit feit een gewoonte hebben gemaakt. Zij baseert dit oordeel op de verklaring van softdrugsgebruiker [naam 5] en de politieverklaringen van [naam 4] van 19 januari 2022 en 18 juni 2022. Uit deze verklaringen blijkt namelijk dat in de ten laste gelegde periode van ruim 11 maanden in ieder geval elke week, en dus met enige regelmaat, in softdrugs werd gehandeld door de verdachte en zijn mededaders.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennep en dat hij en zijn mededaders van dit feit een gewoonte hebben gemaakt.
Ten aanzien van feit 5 van dagvaarding I
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit (wederspannigheid) omdat de verdachte heeft ontkend dat hij zich heeft verzet bij zijn aanhouding op 17 juni 2022.
Uit het proces-verbaal aanhouding van de verdachte van 17 juni 2022 blijkt dat de verdachte zich die dag tegen zijn aanhouding heeft verzet door tegen het schild van verbalisant [naam 6] te slaan en zich in tegengestelde richting te bewegen dan waarin verbalisanten [naam 6] en [naam 7] hem trachtten te bewegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van dit proces-verbaal, nu dit proces-verbaal door twee verbalisanten op ambtseed is opgemaakt. Zij gaat daarom voorbij aan het betoog van de raadsman. Gelet op de inhoud van dit proces-verbaal, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 5 tenlastegelegde wederspannigheid.
Ten aanzien van dagvaarding II feiten 1 en 2
standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feiten 1 (mishandeling van aangever [naam 8] ) en 2 (bedreiging van [naam 8] ) wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman nog in het bijzonder naar voren gebracht dat de verdachte heeft verklaard dat niet hij, maar zijn bijrijder een steen heeft gegooid vanuit de auto waarin zij zaten, dat het klemrijden van de auto van de aangever geen bedreiging oplevert omdat de verdachte en de aangever beiden met lage snelheid reden en er onvoldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van de aangever dat de verdachte naar hem zou hebben geroepen: “Ik maak jullie kapot”.
oordeel van de rechtbank
Gelet op de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd over dit incident en omdat zijn voornaam Christiaan is, concludeert de rechtbank dat de verdachte de [naam 9] is over wie de aangever in zijn aangifte heeft verklaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam 8] heeft geslagen (feit 1) nu de aangifte van [naam 8] voldoende steun vindt in de letselfoto’s van de aangever en de omstandigheid dat - blijkens de verklaring van zijn broer en de verklaring van de getuige [naam 10] (hierna: [naam 10] ) - tussen de aangever en de verdachte sprake is geweest van een worsteling/gevecht.
De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat deze verklaringen niet betrouwbaar zouden zijn.
Dat de verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, de aangever niet heeft geslagen en vrijwel direct naar de grond is gewerkt door de aangever en zijn broer, acht de rechtbank ongeloofwaardig, aangezien de broer van de aangever en de onafhankelijke getuige [naam 10] hebben verklaard dat sprake is geweest van een gevecht/worsteling tussen hen beiden. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze verklaring van de verdachte.
Naast dit mishandelingsfeit wordt de verdachte verweten dat hij [naam 8] heeft bedreigd door een steen tegen de zijruit van diens auto te gooien, met zijn auto de auto van [naam 8] klem te rijden en tegen [naam 8] te roepen: “Ik maak jullie kapot”.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het klemrijden als onderdeel van de bedreiging kan worden aangemerkt, omdat de aangever door deze actie van de verdachte werd gedwongen om zijn auto tot stilstand te brengen terwijl ook een steen tegen zijn ruit werd gegooid en er iets werd geroepen. Deze handelingen waren voldoende ernstig om bij [naam 8] de vrees te doen ontstaan dat hij zwaar mishandeld zou worden door de verdachte. Dat hij hierdoor zou kunnen komen te overlijden, ligt naar het oordeel van de rechtbank niet voor de hand.
De verklaring van de verdachte dat zijn bijrijder de steen heeft gegooid wordt weersproken door de verklaringen van de aangever en zijn broer.
Concluderend acht de rechtbank de onder 2 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van dagvaarding III
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij na gebruik van cannabis en/of cocaïne, een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen.
De raadsman heeft betoogd dat niet binnen de wettelijke termijn van 90 minuten bloed is afgenomen van de verdachte en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank of dit verzuim zou moeten leiden tot uitsluiting van het resultaat van dit bloedonderzoek van het bewijs.
Ingevolge artikel 12, derde lid, van het Besluit geschiedt de bloedafname uiterlijk binnen anderhalf uur nadat de verdachte is gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek of, indien die vordering niet is gedaan, binnen anderhalf uur na het eerste contact tussen de opsporingsambtenaar en de verdachte dat aanleiding was om de verdachte te vragen zijn medewerking te verlenen aan het bloedonderzoek. De Hoge Raad heeft overwogen dat het hier niet gaat om een strikte waarborg (HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:623).
De rechtbank constateert een verzuim omdat de bloedafname bij de verdachte niet binnen de wettelijke termijn heeft plaatsgevonden. Aangezien hierdoor geen strikte waarborg is geschonden, volstaat de rechtbank met die constatering en zal zij daar verder geen gevolgen aan de verbinden.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte al de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
parketnummer: 09/080761-21
1
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard en andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende coca
ïne of MDMA, zijnde middel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard en een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van voormeld feit een gewoonte hebben gemaakt;
3
hij op 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2 gram (netto) van een materiaal bevattende coca
ïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
hij op 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 58,5 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5
hij op 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, zich met geweld, heeft verzet tegen
ambtenaren, [naam 7] , brigadier bij de Eenheid Den Haag en [naam 6] , hoofdagent bij de Eenheid Den Haag, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
hunbediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door meerdere malen tegen het schild van die [naam 6] te slaan en zijn spieren aan te spannen en zich in tegengestelde richting te bewegen dan waarin de verbalisanten hem trachtten te bewegen;
parketnummer: 09/100031-22
1
hij op 19 april 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard [naam 8] heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan;
2
hij op 19 april 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard [naam 8] heeft bedreigd met zware mishandeling, door (vanuit de auto waarin hij zich bevond, al rijdend) een steen tegen de zijruit van de auto van die [naam 8] te gooien en vervolgens door met zijn auto de auto van die [naam 8] klem te rijden en vervolgens tegen die [naam 8] te roepen "ik maak jullie kapot".
parketnummer: 96/310094-21
hij op 14 juli 2021 te Bergambacht, gemeente Krimpenerwaard een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd, na gebruik van in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis en cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 2,9 microgram THC per liter bloed en 48 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende ruim 11 maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan handel in harddrugs en softdrugs. De handel in drugs en het gebruik van drugs leidt veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit. Deze middelen kunnen daarnaast schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen voor de gebruikers daarvan met zich meebrengen. Door deze strafbare feiten te plegen heeft de verdachte bijgedragen aan de verspreiding van deze middelen. Hij heeft zich kennelijk laten leiden door geldelijk gewin en zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank acht het extra kwalijk dat de drugs ook werd verhandeld vanuit en rondom de woning van zijn partner waar hij regelmatig verbleef, omdat daar ook kinderen wonen en dat de verdachte meerdere minderjarige jongens, waaronder zijn eigen zoon, lijkt te hebben ingezet als loopjongens voor deze drugshandel.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid en het besturen van een auto nadat hij harddrugs en softdrugs had gebruikt, waardoor hij verbalisanten hinderlijk heeft belemmerd bij de uitoefening van hun werk en de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging. Hij heeft daardoor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en het slachtoffer angst aangejaagd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 februari 2023 waaruit blijkt dat hij in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling toen hij een aantal van de bewezenverklaarde feiten pleegde en dat hij in de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Wegenverkeerswet en geweldsdelicten (wederspannigheid en poging tot doodslag). Er is dus sprake van recidive.
Bij bepaling van de duur van de straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat blijkens LOVS-oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden een passende straf is voor het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende 6 tot 12 maanden met enige regelmaat. Blijkens deze oriëntatiepunten is een geldboete een passende straf bij de hoeveelheid softdrugs en harddrugs die de verdachte samen met een ander voorhanden heeft gehad en de bedreiging en mishandeling waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt.
Gelet op de oriëntatiepunten voor het onder feit 1 van dagvaarding I ten laste gelegde drugsfeit en de hoeveelheid feiten die de verdachte heeft gepleegd, te weten in totaal acht, acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf passend. De rechtbank heeft op 20 december 2022 de voorlopige hechtenis geschorst, gelet op het advies van de reclassering dat behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico in te perken. De verdachte heeft nooit eerder open gestaan voor een dergelijke behandeling. Aangezien de verdachte zich aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden nadat zijn voorlopige hechtenis is geschorst, zal de rechtbank de verdachte niet terugsturen naar de gevangenis.
Conform de eis van de officier van justitie zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf aan de verdachte opleggen. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen die de reclassering heeft geadviseerd in haar advies van 12 december 2022.

De inbeslaggenomen voorwerpen

Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan [naam 11] van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 560,00 en de teruggave gelasten aan [naam 12] van het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 290,00.
De rechtbank zal de onder de verdachte inbeslaggenomen Volkswagen Golf met het [kenteken] verbeurd verklaren. Dit voorwerp is niet op de beslaglijst vermeld, maar uit het dossier blijkt dat er beslag op dit voorwerp is gelegd en dit is ter terechtzitting besproken.
Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de onder 1 en 2 van dagvaarding I bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

De vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 15 februari 2022 en de omzetting daarvan in een taakstraf van na te melden duur, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 63, 180, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994;
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijsten I en II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte al de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 5:
wederspannigheid;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
mishandeling;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 2:
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van dagvaarding III:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
(THC: 2,9 µg/l bloed en cocaïne: 48 µg/l bloed);
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 360 (driehonderdenzestig) dagen

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
171 (honderdeenenzeventig) dagen,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij GGZ Reclassering Fivoor,
adres: Perzikweg 1-7, 2311 DG Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd wegens cognitieve- en middelenproblematiek onder behandeling zal stellen van de Forensische Polikliniek van Parnassia of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens deze instelling worden gegeven en waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling; indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie; indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing; de kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat hij zijn medewerking dient te verlenen aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om inzicht te krijgen op zijn middelengebruik en zijn middelengebruik te beheersen, waarbij hij zich verplicht ten behoeve van de naleving van deze controle mee te zullen werken aan ademonderzoek of urineonderzoek;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte tevens tot:

een taakstraf voor de tijd van 240 (tweehonderdenveertig) uren;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) dagen;
de voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de inbeslaggenomen voorwerpen
gelast de teruggave aan [naam 11] van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp,
te weten: een geldbedrag van 560 euro;
gelast de teruggave aan [naam 12] van het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, te weten: een geldbedrag van 290 euro;
verklaart verbeurd de onder de verdachte inbeslaggenomen auto, te weten een Volkswagen Golf met het [kenteken]
de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter d.d. 15 februari 2022, gewezen onder parketnummer 09/318962-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en de omzetting daarvan in een taakstraf van 60 uren, subsidiair 2 weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.A. Sturm, voorzitter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2023.

Bijlage A: Tenlasteleggingen

parketnummer: 09/080761-21
1
hij op een of meerdere tjdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, en/of een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaats(en), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of MDMA, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, en/of een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaats(en), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (gebruikers)hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van voormeld feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
3
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2 gram (netto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 58,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 7] , brigadier bij de Eenheid Den Haag en/of [naam 6] , hoofdagent bij de Eenheid Den Haag, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door één of meerdere malen tegen het schild van die [naam 7] te slaan en/of zijn spieren aan te spannen en zich in tegengestelde richting te bewegen dan waarin de verbalisant(en) hem trachtte(n) te bewegen;
parketnummer: 09/100031-22
1
hij op of omstreeks 19 april 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard [naam 8] heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan en/of te stompen;
2
hij op of omstreeks 19 april 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard
[naam 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (vanuit de auto waarin hij zich bevond, al rijdend) een steen tegen de zijruit van de auto van die [naam 8] te gooien en/of (vervolgens) met zijn auto de
auto van die [naam 8] klem te rijden en/of (vervolgens) tegen die [naam 8] te roepen "ik maak jullie kapot" , althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
parketnummer: 96/310094-21
hij op of omstreeks 14 juli 2021 te Bergambacht, gemeente Krimpenerwaard een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten cannabis en/of cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 2,9 microgram THC per liter bloed en/of 48 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen
afzonderlijk vermelde grenswaarde.