3.5De conclusie is dat verweerder in het licht van al deze omstandigheden en het door de Afdeling geschetste kader niet in alle redelijkheid af heeft kunnen zien van het horen van eiser. Een hoorzitting had meer duidelijkheid kunnen geven over de discrepanties in de overgelegde stukken, ontbrekende stukken en het ondernemingsbelang van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet uitgesloten dat deze omstandigheden in het voordeel van eiser kunnen meewegen in de besluitvorming.
4. De rechtbank concludeert verder dat verweerder de door eiser nadien, in beroep, ingebrachte stukken moet meenemen bij de nieuwe beoordeling. De Afdeling heeft in de uitspraak van 6 februari 2015, weliswaar overwogen dat het aan eiser is om zijn aanvraag met de nodige stukken te onderbouwen en aannemelijk te maken dat hij aan het vereiste van een levensvatbare onderneming met een wezenlijk Nederlands belang voldoet, en dat het aan eiser is om de stukken waarvan bekend is dat deze relevant zijn voor de beoordeling in de aanvraagfase, doch uiterlijk in de bezwaarfase te overleggen. De in de onderhavige beroepsprocedure ingebrachte stukken moet verweerder echter ook meenemen. Verweerder dient immers naar aanleiding van de onderhavige beroepsprocedure de afwijzing van de aanvraag opnieuw te heroverwegen. Verder geldt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2022, dat eiser de nadere stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn al bij de aanvraag en in bezwaar ingenomen stellingen. Deze houden in dat hij – van meet af aan en nog steeds – vanwege zijn activiteiten in verband met zijn deelname in [bedrijf 5] en het door eiser uitgevoerde catering- en schoonmaakbedrijf arbeid als zelfstandige verricht en aan het middelenvereiste voldoet. Verweerder zal die stukken moeten meenemen in de nieuwe beoordeling voor zover die zien op die (rechts)feiten tot en met het moment waarop het bestreden besluit is genomen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat geen van de in beroep ingebrachte stukken tardief zijn ingebracht en dus tot de in aanmerking te nemen gedingstukken behoren. De stukken (of delen ervan) die betrekking hebben op het verrichten van arbeid als zelfstandige en het verwerven van inkomsten in de periode nadat het bestreden besluit is genomen, kan verweerder gelet op de ex tunc toetsing buiten beschouwing laten. Indien blijkt dat de in beroep ingebrachte stukken informatie bevatten die afwijkt van eerder ingebrachte informatie, kan verweerder dat verder bij zijn nieuwe beoordeling betrekken.
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal eerst nader onderzoek moeten doen door eiser te horen. De overige beroepsgronden behoeven daarom ook geen bespreking. Verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zestien weken.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
6. Omdat de rechtbank nu beslist over het beroep van eiser en dit gegrond verklaart, is er voor het treffen van een voorlopige voorziening geen reden meer. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).