ECLI:NL:RBDHA:2023:404
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verhuurderheffing 2019 en 2020; Beroepen ongegrond met betrekking tot gelijkheidsbeginsel en reparatiewetgeving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in de zaken SGR 22/258 en SGR 22/259, waarbij de verhuurderheffing voor de jaren 2019 en 2020 ter discussie stond. Eiseres, een stichting, had bezwaar gemaakt tegen de heffing van verhuurderheffing en stelde dat deze in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde dat mede-eigendom en vol eigendom geen gelijke gevallen zijn, waardoor de heffing niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Voor het jaar 2020 werd ook de terugwerkende kracht van de reparatiewetgeving besproken, maar de rechtbank oordeelde dat dit voor eiseres niet relevant was, aangezien er geen sprake was van ongelijke behandeling.
De rechtbank concludeerde dat de bezwaren van eiseres ongegrond waren. De rechtbank stelde vast dat de wetgever de reparatiewetgeving terugwerkende kracht had kunnen toekennen en dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel was. Eiseres had ook verzocht om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen, maar de rechtbank zag hier geen aanleiding toe. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.