ECLI:NL:RBDHA:2023:3699

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4657
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot interstatelijk vertrouwensbeginsel en gezinsbanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris het bestreden besluit terecht heeft genomen, omdat Nederland op 2 november 2022 een verzoek om overname aan Spanje heeft gedaan, dat door Spanje op 20 december 2022 is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij samen met zijn neef naar Europa is gekomen en dat de overdracht naar Spanje hen zal scheiden, wat problematisch is gezien zijn psychische klachten. Eiser betoogt verder dat de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten slecht is en dat hij in Spanje zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandelingen.

De rechtbank stelt vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder ervan uit mag gaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser is er niet in geslaagd om aan te tonen dat er structurele tekortkomingen zijn in de opvang en asielprocedure in Spanje. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiser onevenredige hardheid met zich meebrengt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4657

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL3.4658. Hierop zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op 2 november 2022 bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard op 20 december 2022.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe, onder herhaling en inlassing van de zienswijze, het volgende aan. Eiser is samen met zijn neef naar Europa gekomen en heeft samen met hem in Nederland asiel aangevraagd. Door de overdracht naar Spanje zullen zij van elkaar worden gescheiden. Dit is te meer van belang nu eiser heeft aangegeven psychische klachten te hebben. Verder voert eiser aan dat de situatie in Spanje, en met name voor Dublinclaimanten, aanhoudend slecht is. In redelijkheid kan daarom niet van eiser worden verwacht om terug te gaan. Vanwege deze situatie heeft de Europese Commissie besloten Spanje in gebreke te stellen vanwege niet-omzetting van alle bepalingen van de Richtlijn 2012/33/EU (Opvangrichtlijn). Er kan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan ten aanzien van Spanje. Ook meent eiser dat hij in Spanje terecht zal komen in een toestand van verregaande materiële deprivatie.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat verweerder er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in het algemeen van uit mag gaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dat bevestigd in haar uitspraken van 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1248, 12 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1394 en 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in Spanje niettemin sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat hij een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Eiser is daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Uit de door eiser overige overgelegde informatie volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en ook niet dat eiser als Dublinclaimant geen recht zal hebben op opvang in Spanje. Bij voorkomende problemen met betrekking tot het verkrijgen van hulp, opvang en toegang tot rechtsbijstand, of anderszins, ligt het op de weg van eiser om daarover in Spanje te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk is of dat klagen bij voorbaat zinloos is. De Spaanse autoriteiten hebben door middel van het claimakkoord gegarandeerd eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen. Gelet hierop kan er dan ook vanuit worden gegaan dat eiser zijn asielmotieven bij de Spaanse autoriteiten naar voren kan brengen en dat zijn aanvraag in behandeling wordt genomen. Hierbij is van belang dat de verdragen en Europese richtlijnen ook gelden ten aanzien van de asielprocedure in Spanje. Verweerder mag er in het geval van eiser vanuit gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen na zal komen en voor passende zorg en opvang zal zorgen. De beroepsgrond slaagt niet.
4.1.
Verder overweegt de rechtbank dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom geen gebruik wordt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening. Er is geen sprake van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van eiser voor de behandeling van zijn asielverzoek van onevenredige hardheid getuigt. Ten aanzien van eisers stelling dat hij in Nederland wil blijven bij zijn neef overweegt de rechtbank dat verweerder (terecht) heeft opgemerkt dat eiser de gestelde familieband niet nader heeft onderbouwd, er geen sprake is van een ‘gezinslid’ als bedoeld in artikel 2, onder g, van de Dublinverordening en dat verweerder bovendien heeft gesteld voornemens te zijn de gestelde neef net als eiser over te dragen aan Spanje.
5. Het beroep is kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.