ECLI:NL:RBDHA:2023:352

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
NL23.203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, Eric Mukwiza, die van Congolese nationaliteit is. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 oktober 2022, op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en op 10 januari 2023 het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat de huidige beoordeling zich richt op de rechtmatigheid van de maatregel sinds 14 december 2022. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Rwanda en dat hij de Congolese nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet verplicht is om twee uitzettingstrajecten gelijktijdig te volgen en dat het aan de regievoerder is om te bepalen welke uitzettingshandelingen noodzakelijk zijn. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.203

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Desgevraagd heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 10 januari 2023.

Overwegingen

1. Eiser is blijkens zijn echt-bevonden Rwandese paspoort geboren op [geboortedatum]
en van Rwandese nationaliteit. [1]
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 14 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12276. Vervolgens is al eerder een vervolgberoep ingediend. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13831. In de laatstgenoemde uitspraak staat dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 14 december 2022, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser door enkel in te zetten op een uitzettraject bij de autoriteiten van Rwanda. Eiser houdt vast aan zijn standpunt dat hij de Congolese nationaliteit heeft en verweerder gaat er ten onrechte nog steeds vanuit dat hij de Rwandese nationaliteit heeft. Het kopie-paspoort van Rwanda waarover eiser beschikt is volgens hem vals. Dat de Rwandese autoriteiten op 30 januari 2022 te kennen hebben gegeven dat eiser niet voorkomt in hun systemen bevestigt dit nog eens en maakt eens te meer dat verweerder een uitzettraject bij de autoriteiten van de Democratische republiek Congo moet starten. Eiser heeft daarnaast verscheidene documenten overgelegd die onderbouwen dat hij de Congolese nationaliteit heeft. Uit het Algemeen Ambtsbericht van de Democratische Republiek Congo van oktober 2021 volgt bovendien dat de originele kiezerspas welke eiser heeft overgelegd in Congo aangemerkt wordt als identiteitsdocument.
5. Zoals in voornoemde uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 december 2022 reeds is overwogen is verweerder niet verplicht om twee uitzettingstrajecten naast elkaar te volgen. Het is aan de regievoerder om te bepalen welke uitzettingshandelingen noodzakelijk zijn. [2] Verweerder mag ervoor kiezen eerst het traject te starten dat naar zijn verwachting het snelst is. De rechtbank ziet vooralsnog geen aanleiding om van dat oordeel af te wijken. Immers nog altijd staat vast dat een echt bevonden Rwandees paspoort is gebruikt bij de aanvraag van het Schengenvisum van eiser. Dat de Rwandese autoriteiten hebben verklaard dat zij eiser niet hebben terug kunnen vinden in hun systemen betekent niet zonder meer dat eiser de Rwandese nationaliteit niet heeft en dat zij aan eiser geen laissez-passer (lp) kunnen verstrekken om eisers uitzetting naar Rwanda te volbrengen. Verweerder werkt bovendien nog immer voortvarend aan dit traject daar verweerder, onder meer, op 9 januari 2023 de Rwandese autoriteiten heeft verzocht om op korte termijn een gesprek in te plannen. Verweerder mag zich er middels een dergelijk gesprek van vergewissen wat de concrete betekenis is van de mededeling dat eiser niet terug te vinden is in de systemen van Rwanda en wat daarvan de consequenties (dienen te) zijn. Verweerder moet vooralsnog dan ook in de gelegenheid worden gesteld om het lopende traject bij de Rwandese autoriteiten af te wachten. Dat eiser mogelijk beschikt over documenten die erop duiden dat hij de Congolese nationaliteit heeft maakt daarom niet dat reeds nu op verweerder de verplichting rust om ook een uitzettingstraject op te starten bij de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo. Overigens staat het eiser vrij om zelf contact op te nemen met de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo. Niet is gebleken dat eiser daartoe is overgegaan. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank ziet tenslotte ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is. [3]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Eiser stelt zelf te zijn Eric Mukwiza, geboren op 7 maart 1989 en van Congolese nationaliteit.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de zie de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2415.
3.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de