ECLI:NL:RBDHA:2022:13831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
NL22.24725
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Rwandese afkomst, had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S. Faddach. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, aangezien deze eerder was getoetst en er geen nieuwe feiten waren die de rechtmatigheid in twijfel trokken. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkte aan zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had gekozen om de lp-aanvraag bij de Rwandese vertegenwoordiging in te dienen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de Rwandese nationaliteit van eiser, ondanks zijn claims over een Congolese nationaliteit. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24725

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is via een beeldverbinding verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Rutayoberana. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is blijkens zijn echt-bevonden Rwandese paspoort geboren op [geboortedag]
1989 en van Rwandese nationaliteit. [1]
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 14 november 2022 (NL22.22066) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting en voert daartoe aan dat verweerder ten onrechte alleen bij de Rwandese vertegenwoordiging een lp-aanvraag ingediend. Er zijn sterke aanwijzingen dat eiser, zoals hij altijd heeft verklaard, de Congolese nationaliteit heeft en niet de Rwandese. Uit het voortgangsrapport
dat verweerder heeft overgelegd volgt eveneens dat er bij de Rwandese autoriteiten twijfel bestaat over de wijze waarop eiser het Rwandese paspoort heeft verkregen. Eiser heeft verder documenten [2] overgelegd waaruit zijn Congolese nationaliteit blijkt. Bovendien spreekt eiser Kinyamulenge en dat is eveneens een indicatie dat eiser afkomstig is uit Congo. Verweerder had gelet daarop ook een lp-aanvraag moeten indienen bij de vertegenwoordiging van de Democratische Republiek Congo.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser uit Nederland. De reden hiervoor is dat verweerder er terecht op wijst dat eiser Nederland is ingereisd met een echt bevonden Rwandees paspoort met daarin een verlopen visum. Verweerder heeft in dat verband uitgebreid gemotiveerd dat zowel een paspoort als een visum in persoon moet worden aangevraagd. Daarnaast wordt een paspoort voor de afgifte van een visum door de Nederlandse ambassade op echtheid gecontroleerd. Op 28 oktober 2022 heeft er voorts een presentatie bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Rwanda plaatsgevonden en uit het verslag hiervan blijkt dat zij hebben toegezegd de lp-aanvraag in onderzoek te nemen. Daarnaast zullen zij onderzoek verrichten naar de wijze waarop eiser het Rwandese paspoort heeft verkregen. Dit onderzoek mag verweerder afwachten. Anders dan eiser stelt volgt hieruit niet dat de Rwandese autoriteiten eraan twijfelen dat eiser de Rwandese nationaliteit heeft.
6. Verweerder is bovendien niet verplicht om twee uitzettingstrajecten naast elkaar te volgen. Verweerder mag ervoor kiezen het traject te starten dat naar verwachting het snelst is. [3] In dat verband heeft verweerder begrijpelijkerwijs en terecht gekozen om een lp-aanvraag in te dienen bij de Rwandese vertegenwoordiging aangezien naar de rechtbank ambtshalve bekend is dat in de asielprocedure van eiser in rechte vast is komen te staan dat de gestelde Congolese nationaliteit van eiser ongeloofwaardig is. [4] De documenten die eiser heeft overgelegd leiden niet tot een ander oordeel nu de geboortedatum op deze documenten niet overeenkomt.
7. De rechtbank merkt verder op dat eiser ook zelf de mogelijkheid heeft om contact op te nemen met de vertegenwoordiging van de Democratische Republiek Congo of het IOM [5] om zijn terugkeer te realiseren. Niet gebleken is dat eiser van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.
8. De rechtbank ziet ten slotte ambtshalve [6] geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Eiser stelt zelf te zijn [naam 2 eiser], geboren op [geboortedag 2] 1989 en van Congolese nationaliteit.
2.Een ‘carte d’electeur’ van de Democratische Republiek Congo van 3 januari 2017, een ‘Refugee Identity Card’ van Uganda van 13 april 2017 en een verklaring van het UNHCR van 23 april 2018.
3.Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 16 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:16309.
4.Zie ook de uitspraak deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 4 oktober 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:4011) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3252).
5.Internationale organisatie voor Migratie.
6.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.