ECLI:NL:RBDHA:2023:3411

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot informatie op basis van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en de toepassing van weigeringsgronden

In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], beroep ingesteld tegen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, vertegenwoordigd door mr. M.C. van der Linden, naar aanleiding van een gedeeltelijke afwijzing van zijn verzoek om inzage op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017). Het primaire besluit van 21 oktober 2021 wees het verzoek gedeeltelijk af, waarna het bestreden besluit van 26 januari 2022 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij de rechtbank op 22 februari 2023 de zaak heeft behandeld.

Eiser verzocht om inzage in documenten met betrekking tot de proactieve vervolging van de zogenaamde 'Bewegers'. De minister heeft vijf documenten verstrekt, maar bepaalde passages gemaskeerd, waaronder gegevens over actuele werkwijzen van de AIVD. Eiser betoogde dat de minister ten onrechte geen inzicht gaf in actuele gegevens en dat de motivering voor de weigering onvoldoende was. De rechtbank overwoog dat de AIVD zijn wettelijke taken alleen effectief kan uitoefenen binnen een zekere mate van geheimhouding, en dat het niet verplicht is om te onthullen of er actuele gegevens over de Bewegers zijn.

De rechtbank concludeerde dat de minister de weigeringsgronden voldoende had gemotiveerd en dat eiser niet in zijn procespositie was geschaad. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1432

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C. van der Linden).

Procesverloop

Bij besluit van 21 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om inzage op grond van de Wiv 2017 [1] gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 26 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft op grond van artikel 80 van de Wiv 2017 verzocht om inzage in een advies met betrekking tot proactieve vervolging van “Bewegers” [2] en alle documenten die zien op de totstandkoming van dit advies en documenten over wat er met dit advies is gebeurd.
2. Verweerder heeft aan eiser vijf documenten verstrekt. In die documenten heeft verweerder de persoonsgegevens van derden en passages die niet zien op het inzageverzoek gemaskeerd. In document 4 heeft verweerder eveneens inzage geweigerd in gegevens waaruit de actuele werkwijze van de AIVD [3] en/of zijn rechtsvoorganger blijkt. [4]
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft kenbaar gemaakt welke weigeringsgronden zien op welke delen van document 4. Ook is verweerder van oordeel dat hij de weigeringsgrond dat er sprake is van actuele werkwijzen te ruim heeft toegepast en heeft eiser alsnog inzage gegeven in een eerder geweigerd deel van datzelfde document. Verder heeft verweerder een nadere motivering gegeven voor de toepassing van de weigeringsgrond actuele werkwijze. Verweerder betwist dat er meer documenten aanwezig zijn. Verweerder handhaaft daarbij zijn standpunt dat hij zich niet uit hoeft te laten over de vraag of er actuele gegevens over de Bewegers bij de AIVD aanwezig zijn.
Wat vindt eiser?
4. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte niet te kennen geeft of er sprake is van actuele gegevens. Verweerder is gehouden daar inzicht in te geven. Het standpunt van verweerder dat anti-overheidsactivisme nog steeds een actueel onderwerp is waar de AIVD aandacht aan besteed, gaat in deze niet op. De gegevens waarvan eiser inzage heeft verzocht betreffen geen anti-overheidsactivisme. Bovendien is dat een te breed onderwerp waar alles onder zou kunnen worden geschaard. Voorts heeft verweerder de motivering dat gegevens worden geweigerd omdat er sprake is van actuele werkwijzen onvoldoende gemotiveerd. Zelfs de CTIVD [5] vindt dat verweerder deze weigeringsgrond te ruim toepast. Document 4 is een ongedateerd document, maar is waarschijnlijk opgesteld in 1991. Hieruit kunnen geen actuele werkwijzen worden afgeleid. Door het gebrek aan motivering door verweerder kan eiser geen inhoudelijke bezwaargronden aanvoeren. Hij wordt daardoor in zijn procespositie geschaad. Voorts lijkt verweerder niet alleen nieuwe, verbeterde werkwijzen te weigeren, maar ook oude werkwijzen die niet meer in gebruik lijken te zijn.
Eiser stelt verder dat verweerder nog steeds niet duidelijk heeft gemaakt waarom in document 4 inzage in de passages boven het lemma IVON en onder het lemma AMOK is geweigerd. Voorts is ongeloofwaardig dat de gegevens onder het lemma IVON alleen uit persoonsgegevens bestaat, nu de lemma’s over andere groepen een beschrijving van feiten bevatten.
Eiser acht het ongeloofwaardig dat er niet meer documenten over het onderwerp bij verweerder aanwezig zijn. De gevraagde informatie ziet op ‘pro-actieve vervolging van Bewegers’, naar aanleiding van een kort verslag van het managementteam van de BVD [6] in 1991. In de wel verstrekte stukken staat niets over vervolging.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Eiser heeft aan de rechtbank toestemming verleend om mede op grond van de geheime stukken uitspraak te doen. [7] De rechtbank heeft daarop kennisgenomen van de geheime stukken.
Actuele gegevens
6. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter dat de AIVD zijn wettelijke taak uitsluitend binnen een zekere mate van geheimhouding effectief kan uitoefenen en zijn bronnen en actuele werkwijzen geheim moet kunnen houden, omdat het geven van inzicht daarin ten koste gaat van het goed functioneren van de AIVD en daarmee ten koste van de nationale veiligheid, ter bescherming waarvan de AIVD is opgericht. In gevallen waarin met een beroep op artikel 84, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wiv kennisneming wordt geweigerd moet het besluit een op de aanvraag toegesneden deugdelijke motivering bevatten. [8]
7. Het is voorts vaste rechtspraak dat verweerder de vraag of er actuele gegevens bij de AIVD aanwezig zijn, onbeantwoord mag laten. Een verplichting voor verweerder om kenbaar te maken of er actuele gegevens worden verwerkt, maakt geheimhouding van dat feit illusoir, hetgeen de AIVD voor de toekomst belemmert in zijn taakuitoefening. [9] Hoewel deze rechtspraak ziet op verzoeken om inzage in persoonsdossiers, komt aan de strekking daarvan ook betekenis toe bij verzoeken om inzage van onderwerpdossiers. Ook dan geldt immers dat openbaarmaking of er actuele gegevens zijn over het onderwerp een (lopend of toekomstig) onderzoek kan frustreren en daarmee de nationale veiligheid kan schaden.
8. Verweerder heeft erop gewezen dat de Bewegers destijds doelbewust persoonsgegevens – waaronder de adressen – van politieambtenaren die werkzaam waren voor de BVD, hebben gepubliceerd en dat in het jaarverslag 2020 van de AIVD expliciet is vermeld dat het publiceren van adressen van agenten door groepjes en eenlingen nog steeds gebeurt. Verweerder heeft daarmee voldoende gemotiveerd dat het verzoek van eiser mede ziet op een actueel onderwerp en terecht geen antwoord gegeven op de vraag of er actuele gegevens van de Bewegers zijn.
Actuele werkwijze
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de toepassing van de weigeringsgrond dat er sprake is van een actuele werkwijze voldoende gemotiveerd. Zo heeft verweerder te kennen gegeven dat de geweigerde passages zien op verbeterpunten in het operationele handelen en de beveiligingsmaatregelen van de BVD en dat deze verbeterpunten thans de werkwijze vormen bij de contra inlichtingenoperaties. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat eiser uit de wel aan hem verstrekte kopteksten en inleidende zinnen kan opmaken dat het gaat om gegevens over opleiding en privacybescherming van operateurs, locaties van politieke inlichtingendiensten (PID’s) en safehouses, het benaderen en runnen van informanten en de beveiliging van operaties. Na inzage in de geheime stukken is het de rechtbank niet gebleken dat verweerder ook inzage in oude, niet meer in gebruik zijnde werkwijzen heeft geweigerd.
10. Nu verweerder de weigeringsgrond actuele werkwijze voldoende heeft gemotiveerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat eiser in zijn procespositie is geschaad. Daarbij komt dat de bestuursrechter op basis van de geheime stukken kan beoordelen of de weigeringsgronden op juiste wijze zijn toegepast. Het is vaste rechtspraak dat de procedure van artikel 8:29 van de Awb met voldoende waarborgen is omkleed, zodat het recht op een eerlijk proces daarmee niet in zijn essentie wordt beperkt. [10]
Persoonsgegevens van derden
11. Na inzage in de geheime stukken is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geweigerde passages onder de kopjes IVON en AMOK persoonsgegevens betreffen.
Archiefonderzoek
12. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat hij een bepaald document niet of niet meer heeft en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat het bestuursorgaan dat document toch heeft. [11]
13. Verweerder heeft erop gewezen dat uit de aan eiser verstrekte documenten blijkt dat de BVD in 1991 ervoor heeft gekozen om haar eigen operationeel handelen verder te professionaliseren en haar operationele beveiligingsmaatregelen te verbeteren, in plaats van de Bewegers te frustreren of hun activiteiten te verstoren. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat dit een verklaring kan zijn waarom er geen documenten zijn aangetroffen over een pro actieve vervolging van Bewegers. Daarbij heeft verweerder te kennen gegeven dat hij in bezwaar heeft gezocht naar informatie die ziet op ‘vervolging van Bewegers’ en daarbij op de term ‘Bewegers’ heeft gezocht in de Database Historische Archieven en in een inventarislijst van documenten die worden overgebracht naar het Nationaal Archief. Door algemeen op de term ‘Bewegers’ te zoeken, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank een afdoende zoekslag gemaakt. De rechtbank acht de mededeling van verweerder dat er niet meer documenten over de Bewegers zijn aangetroffen dan ook niet ongeloofwaardig. Met de enkele verwijzing naar een agendapunt van het managementteam over vervolging van Bewegers heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er meer informatie aanwezig zou moeten zijn. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat ook uit de notulen van die vergadering in 1991 blijkt dat het punt is afgerond.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
2.Uit het kwartaalbericht binnenlandse veiligheidsdienst 1989 IV volgt dat dit leden betreft van de anti-imperialistische stroming binnen de Nederlandse politiek activistische Beweging.
3.Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
4.Op grond van artikel 84, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wiv 2017; bescherming van de nationale veiligheid.
5.Commissie Toezicht Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
6.Binnenlandse Veiligheidsdienst
7.Artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:176.
9.Uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2624.
10.Uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:709.
11.Zie de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022.