ECLI:NL:RBDHA:2023:3411
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toegang tot informatie op basis van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en de toepassing van weigeringsgronden
In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], beroep ingesteld tegen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, vertegenwoordigd door mr. M.C. van der Linden, naar aanleiding van een gedeeltelijke afwijzing van zijn verzoek om inzage op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017). Het primaire besluit van 21 oktober 2021 wees het verzoek gedeeltelijk af, waarna het bestreden besluit van 26 januari 2022 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij de rechtbank op 22 februari 2023 de zaak heeft behandeld.
Eiser verzocht om inzage in documenten met betrekking tot de proactieve vervolging van de zogenaamde 'Bewegers'. De minister heeft vijf documenten verstrekt, maar bepaalde passages gemaskeerd, waaronder gegevens over actuele werkwijzen van de AIVD. Eiser betoogde dat de minister ten onrechte geen inzicht gaf in actuele gegevens en dat de motivering voor de weigering onvoldoende was. De rechtbank overwoog dat de AIVD zijn wettelijke taken alleen effectief kan uitoefenen binnen een zekere mate van geheimhouding, en dat het niet verplicht is om te onthullen of er actuele gegevens over de Bewegers zijn.
De rechtbank concludeerde dat de minister de weigeringsgronden voldoende had gemotiveerd en dat eiser niet in zijn procespositie was geschaad. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.