ECLI:NL:RBDHA:2023:3409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
C/09/639931 / HA ZA 22-1057
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en opheffing van conservatoir beslag in civiele procedure tussen Hexagon Music B.V. en Big Boss Music B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident en een verzoek tot opheffing van conservatoir beslag. Hexagon Music B.V., eiseres in de hoofdzaak, heeft Big Boss Music B.V. aangeklaagd voor een vordering van € 150.000, die voortvloeit uit een overeenkomst voor de samenwerking met een Amerikaanse artiest. Big Boss heeft in het incident aangevoerd dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren op basis van een forumkeuzebeding in de overeenkomst, dat de Californische rechter als enige bevoegd verklaart. Hexagon betwist dit en stelt dat de zaak een puur Nederlandse aangelegenheid is, waardoor het internationaliteitsvereiste niet zou zijn voldaan.

De rechtbank oordeelt dat het internationaliteitsvereiste wel degelijk is voldaan, omdat partijen expliciet hebben gekozen voor een buitenlandse rechter en buitenlands recht. De rechtbank concludeert dat Hexagon gebonden is aan het forumkeuzebeding en dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd moet verklaren. Hexagon wordt veroordeeld in de proceskosten van Big Boss.

Daarnaast heeft Big Boss verzocht om het conservatoire beslag dat door Hexagon was gelegd op te heffen. De rechtbank oordeelt dat er geen gronden zijn voor opheffing van het beslag, aangezien Hexagon niet heeft verzuimd in haar verplichtingen en het beslag rechtmatig is gelegd. De vordering tot opheffing van het beslag wordt afgewezen, en Big Boss wordt veroordeeld in de proceskosten van Hexagon.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/639931 / HA ZA 22-1057
Vonnis in de incidenten van 15 maart 2023
in de zaak van
HEXAGON MUSIC B.V., te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
advocaat mr. O. Düzgün te Amsterdam,
tegen
BIG BOSS MUSIC B.V., te Leiden,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in de incidenten,
advocaat mr. R. van Dongen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Hexagon en Big Boss genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 december 2022, met producties;
  • de incidentele conclusie strekkende tot onbevoegdheid, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, met producties.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling

in het bevoegdheidsincident

2.1.
In de hoofdzaak vordert Hexagon betaling door Big Boss van € 150.000, met rente en kosten. Zij heeft hiertoe, samengevat, aangevoerd dat Hexagon een vennootschap is van de heer [naam01] , kunstenaar en dj (“[X]”). Big Boss is een makelaarskantoor, dat artiesten samenbrengt en daarvoor een vergoeding rekent.
[naam01] had de wens om een track te maken met [naam2], een bekende Amerikaanse artiest. In de tussen partijen gesloten overeenkomst is overeengekomen dat Big Boss tegen betaling door Hexagon van € 150.000 ervoor zou zorgen dat [naam2] een
custom vocalzou verstrekken en hiermee als
featured artistzou meewerken op een muziektrack van [naam01] . Hexagon is tot betaling overgegaan. Big Boss is haar verplichtingen echter niet nagekomen en heeft erkend dat nakoming niet meer mogelijk is. Op grond daarvan heeft Hexagon de overeenkomst ontbonden en vordert zij terugbetaling.
2.2.
In het incident vordert Big Boss dat de rechtbank zich absoluut onbevoegd verklaart aangezien op grond van het in de overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding uitsluitend de rechter te Californië, Verenigde Staten, bevoegd is om van de vordering van Hexagon zaak kennis te nemen.
2.3.
Hexagon voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover nodig ingegaan.
2.4.
Niet in geschil is dat partijen op 20 mei 2022 met elkaar een overeenkomst in de Engelse taal zijn aangegaan genaamd “Custom Exclusive Deal Memo” (hierna: het contract). Het contract bevat onder meer een keuze voor de toepasselijkheid van het recht van de Staat van Californië en een forumkeuze voor de Californische rechter:
“The validity, interpretation and legal effect of this agreement shall be governed by the laws of the State of California. The California Courts (state and federal), only, will have jurisdiction of any controversies regarding this agreement, and any action or other proceeding which involves such a controversy will be brought in those courts, in the country of record, and not elsewhere.”
2.5.
Hexagon heeft allereerst aangevoerd dat aan het forumkeuzebeding moet worden voorbijgegaan, omdat de rechtsverhouding tussen partijen en de te leveren prestaties over en weer een puur Nederlandse aangelegenheid zijn, zodat niet is voldaan aan het internationaliteitsvereiste.
2.6.
Het internationaliteitsvereiste houdt in dat de regels van het internationaal privaatrecht alleen van toepassing zijn als de zaak een internationaal element bevat. De rechtbank is van oordeel dat aan het internationaliteitsvereiste is voldaan, omdat partijen hebben gekozen voor beslechting van geschillen door een buitenlandse rechter en voor de toepasselijkheid van buitenlands recht. Met die keuzes hebben partijen een internationaal karakter verleend aan hun geschil [1] . De rechtbank voegt hier volledigheidshalve aan toe dat
– anders dan Hexagon kennelijk meent – geen sprake is van een geschil dat in alle opzichten uitsluitend met Nederland is verbonden, omdat het contract ziet op dienstverlening door een Amerikaanse artiest.
2.7.
Vervolgens is aan de orde of Hexagon is gebonden aan het forumkeuzebeding.
De forumkeuzeregeling van artikel 25 van de Brussel I bis-verordening [2] is in dit geval niet van toepassing, omdat dit artikel ziet op een forumkeuze voor een gerecht van een lidstaat.
Dit brengt mee dat het forumkeuzebeding moet worden getoetst aan artikel 8 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Niet in geschil is dat het forumkeuzebeding voldoet aan de vereisten van artikel 8 lid 2 Rv, zodat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter is uitgesloten.
2.8.
Hexagon heeft ten slotte nog aangevoerd dat het in dit geval onaanvaardbaar is dat Hexagon haar vordering aan een Amerikaanse rechter voorlegt (artikel 9 aanhef en onder c Rv) vanwege de volgende omstandigheden:
- Big Boss heeft bij het aangaan van de overeenkomst willens en wetens een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. Het lijkt erop dat Big Boss haar onderneming maakt van het misleiden van klanten om zo forse bedragen te innen;
- de overeenkomst ziet op een puur Nederlandse kwestie;
- de forum- en rechtskeuze lijkt op een poging om ontevreden klanten te laten afzien van het instellen van vorderingen, zodat deze bepaling als misbruik van recht dient te worden beschouwd.
2.9.
Voor het zogenaamde forum necessitatis van artikel 9 aanhef en onder c Rv is vereist (i) dat de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden en (ii) dat het onaanvaardbaar is van Hexagon te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt.
2.10.
De zaak is voldoende met de Nederlandse rechtssfeer verbonden. Het gaat om een contract tussen twee Nederlandse partijen ten behoeve van een Nederlandse artiest, waarbij voor de dienstverlening moest worden betaald in Nederland. Aan het eerste vereiste is dan ook voldaan.
2.11.
Met betrekking tot het tweede vereiste wordt het volgende overwogen. In de Memorie van Toelichting Herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg (Kamerstukken II, 1999-2000, 26855, nr. 3 p. 41-42) is met betrekking tot het toepassingsgebied van artikel 9 sub c Rv, in de Kamerstukken aangeduid als artikel 1.1.8., het volgende vermeld – aangehaald voor zover relevant –:
“Onderdeel c is een iets afgezwakte vorm van het forum necessitatis. De grens is niet scherp. Over de vraag of iets onmogelijk is, kan verschil van inzicht bestaan. Ook aan de afgezwakte variant bestaat behoefte. Gedacht moet weer worden aan gevallen van oorlog of natuurrampen, of wanneer om andere redenen te voorzien is dat voor het verkrijgen van een vonnis in andere landen een inspanning zou moeten worden geleverd die niet kan worden gevergd. De formulering in onderdeel c dient restrictief te worden opgevat, gezien ook de gebezigde bewoording (“onaanvaardbaar” en “vergen”). De omstandigheden moeten door de aanlegger worden gesteld en, in geval van betwisting, bewezen. De formulering is noodzakelijkerwijs wat vaag. Het gaat steeds om een beoordeling van de omstandigheden van het geval. Voor een grote onderneming kan het anders liggen dan bijvoorbeeld voor een particulier persoon. Bovendien is het niet de bedoeling dat hiermee langs een omweg een (verkapt) forum actoris wordt geschapen.
(…)
Toch zal niet steeds als de onmogelijkheidstoets negatief uitvalt, aanvaardbaar zijn dat de eiser gedwongen wordt in het buitenland zijn procedure te voeren. Situaties in landen waar weliswaar een bevoegde rechter te vinden is, maar waar aan het behoren tot een bepaalde deelgroep van de bevolking ernstige beperkingen in het maatschappelijk verkeer zijn verbonden, doen zich nog zeer regelmatig voor. Wanneer deze gevolgen zodanig zijn, dat in feite voor leden van die groep een behoorlijke rechtsgang redelijkerwijs niet gewaarborgd is, kan niet van de eiser gevergd worden dat hij zijn procedure aldaar ter plaatse moet voeren met een voor hem niet neutrale rechtsgang (vergelijk HR 20 januari 1984, NJ 1984, 751). Ook is te denken aan gevallen van in Nederland opengevallen nalatenschappen van buitenlandse erflaters, waarbij in Nederland woonachtige erfgenamen om hun geslacht of hun religie een discriminerende behandeling kunnen verwachten. In zulke gevallen kan onderdeel c rechtsmacht geven. Omdat de Nederlandse rechtsmacht enger kan worden begrensd wanneer geen sprake is van absolute onmogelijkheid doch slechts van ernstige bezwaarlijkheid van procederen elders, eist onderdeel c naast de onaanvaardbaarheid van de noodzaak zich tot de rechter van een vreemde staat te wenden het bestaan van een voldoende binding met de Nederlandse rechtssfeer. Vanzelfsprekend zal de rechter op dit punt grote terughoudendheid in acht hebben te nemen, zoals ook naar voren komt uit het in de aanhef blijkende uitzonderingskarakter van artikel 1.1.8.”
2.12.
Uit deze wetgeschiedenis en de tekst van artikel 9 Rv volgt dat deze grondslag voor rechtsmacht restrictief moet worden opgevat en toegepast. De wetgever heeft deze bepaling bedoeld voor uitzonderlijke gevallen. De door Hexagon aangevoerde omstandigheden, zijn onvoldoende om te concluderen dat het in dit geval onaanvaardbaar is om van Hexagon te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van de rechter in Californië onderwerpt.
Aan artikel 9 Rv kan de Nederlandse rechter dus geen rechtsmacht ontlenen.
2.13.
De slotsom is dat vordering in het bevoegdheidsincident zal worden toegewezen.
2.14.
Hexagon zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in de hoofdzaak als in het incident. Deze proceskosten worden aan de zijde van Big Boss begroot op € 6.335, namelijk € 5.737 aan griffierecht en € 598 aan salaris advocaat (één punt à € 598, volgens tarief II), te vermeerderen met de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van het vonnis.
2.15.
Big Boss heeft mede gevorderd om Hexagon te veroordelen in de nakosten. Nakosten behoren volgens vaste rechtspraak tot de proceskosten (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, r.o. 3.5 en HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, r.o. 2.3). De nakosten worden altijd toegewezen, ook als deze niet expliciet zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (bij een procedure in conventie € 173 zonder betekening en verhoogd met € 90 in geval van betekening), vermeerderd met de explootkosten van betekening. De nakosten worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van het vonnis.
in het incident tot het opheffen van beslag
2.16.
Big Boss vordert dat de rechtbank het door Hexagon op 22 december 2022 ten laste van Big Boss gelegde conservatoire derdenbeslag per direct opheft. Big Boss legt hieraan te grondslag dat het beslag op grond van artikel 705 Rv moet worden opgeheven, aangezien:
- Hexagon bij haar verzoek tot het verkrijgen van verlof tot beslaglegging de voorzieningenrechter niet heeft geïnformeerd over de forum- en rechtskeuze;
- de forumkeuze mede beoogt de rechtsmacht van de voorzieningenrechter uit te sluiten;
- Hexagon haar recht heeft misbruikt door ondanks de forumkeuze de hoofdzaak bij de Nederlandse rechter aan te brengen en vlak voor het kerstreces beslag te leggen.
2.17.
De rechtbank vat de vordering op als een incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 223 Rv).
2.18.
Artikel 705 Rv waarborgt dat, als eenmaal verlof tot het beslag is gegeven, er ook steeds een Nederlandse rechter bevoegd is ter zake van de opheffing. [3] Dat hoeft dus niet de bevoegde rechter in de hoofdzaak te zijn.
2.19.
Uit artikel 705 Rv volgt dat het conservatoir beslag onder meer kan worden opgeheven bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld. Bij de beoordeling van een opheffingsvordering moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen.
2.20.
Deze gronden voor opheffing van een beslag zijn niet limitatief bedoeld. Zo kan bijvoorbeeld een eventueel verzuim van de plicht om de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren worden meegewogen, ook al is dat geen verzuim dat tot nietigheid leidt, maar kan de rechter daaruit de gevolgtrekkingen maken die hij geraden acht.
2.21.
Zoals Big Boss onweersproken heeft aangevoerd, heeft Hexagon bij haar beslagverzoek de voorzieningenrechter niet geïnformeerd over de forum- en rechtskeuze. Dat is in dit incident echter niet beslissend, gelet op het volgende.
2.22.
Voor het leggen van conservatoir beslag is krachtens artikel 700 lid 1 Rv verlof vereist van de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wiens rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken zich bevinden, dan wel, indien het beslag niet op zaken betrekking heeft, de schuldenaar of een van degenen onder wie het beslag wordt gelegd, woonplaats heeft. Van deze door artikel 700 Rv geregelde bevoegdheid kan niet door middel van een forumkeuze worden afgeweken. Dat zou in strijd zijn met de ratio van het conservatoir beslag, namelijk de bescherming van de belangen van de schuldeiser door toe te staan dat bewarende maatregelen worden genomen ter plaatse van de ligging van de beslagen zaken of de woonplaats van de schuldenaar of de derde-beslagene. [4] De door artikel 700 Rv geregelde bevoegdheid wordt niet beheerst door het gekozen recht.
2.23.
Dat Hexagon vlak voor het kerstreces beslag heeft laten leggen is evenmin beslissend. Dat stond haar vrij.
2.24.
Uit het voorgaande volgt dat er geen grond is om het conservatoir beslag op te heffen. In dat licht kan niet worden geoordeeld dat het belang van Hexagon om het beslag te handhaven met het oog op de inhoudelijke beoordeling van het geschil moet wijken voor dat van Big Boss. De slotsom is dat de vordering in het incident tot het opheffen van beslag wordt afgewezen.
2.25.
Big Boss zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van Hexagon begroot op € 598 aan salaris advocaat (één punt à € 598, volgens tarief II). De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (bij een procedure in conventie € 173 zonder betekening en verhoogd met € 90 in geval van betekening), vermeerderd met de explootkosten van betekening.

3.De beslissing

De rechtbank
in het bevoegdheidsincident en in de hoofdzaak
3.1.
wijst de vordering in het bevoegdheidsincident toe en verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen van Hexagon tegen Big Boss kennis te nemen;
3.2.
veroordeelt Hexagon in de proceskosten, die aan de zijde van Big Boss worden begroot op € 6.335, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis, tot de dag van algehele voldoening;
3.3.
verklaart de veroordeling onder 3.2 uitvoerbaar bij voorraad;
in het incident tot het opheffen van het beslag
3.4.
wijst het gevorderde af;
3.5.
veroordeelt Big Boss in de proceskosten, die aan de zijde van Hexagon worden begroot op € 598.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023. [5]

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EG 1 maart 2005, ECLI:EU:C:2005:120, r.o. 26 (Owusu).
2.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PbEU 2012, L 351/1).
3.Zie HR 23 februari 1996, NJ 1996, 434, r.o 3.4.
4.ECLI:NL:PHR:2018:404, rechtsoverweging 2.2.
5.type: 1554