Uitspraak
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 28 september 2020 ingekomen verzoekschrift van:
[naam 1] ,
[naam 2] ,
Procedure
- is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken;
- zijn de verzoeken van de man en de vrouw tot opname van het nog over te leggen ouderschapsplan en convenant en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie met betrekking tot [voornaam minderjarige] afgewezen;
- is bepaald dat de voortzetting van de mondelinge behandeling van de verzoeken over de kinderalimentatie, partneralimentatie, het voortgezet gebruik van de woning en de vermogensrechtelijke afwikkeling zal plaatsvinden op een nader te bepalen zittingsdag en -tijd met de opdracht aan partijen zoals onder het kopie “Voortgang echtscheidingsprocedure” is overwogen;
- is iedere verdere beslissing over de verzoeken tot kinderalimentatie, partneralimentatie, het voortgezet gebruik van de woning en de vermogensrechtelijke afwikkeling aangehouden tot 15 juli 2022 pro forma.
- het uitstelverzoek van 16 november 2022 van de vrouw;
- het uitstelverzoek van 17 november 2022 van de man;
- de berichten van 22 november 2022 van de vrouw, met bijlagen;
- de berichten van 22 november 2022 van de man, met bijlagen.
.Door de advocaat van de man zijn pleitnotities overgelegd en voorgehouden. Op de zitting is afgesproken dat de rechtbank de zaak voor de duur van drie weken aan zal houden om partijen opnieuw in de gelegenheid te stellen om tot overeenstemming te komen.
- het e-mailbericht van 6 januari 2023 van de man;
- het e-mailbericht van 6 januari 2023 van de vrouw.
Aanvulling feiten
- Het huwelijk van partijen is op [datum echtscheiding] 2022 door de echtscheiding ontbonden.
- [voornaam minderjarige] verblijft sinds 28 juli 2022 bij de vrouw.
Beoordeling
“Bij hoger onderwijs maakt de WSF-norm geen verschil tussen thuis- en uitwonende studenten. Ervan uitgaande dat een thuiswonende student in het hoger onderwijs bespaart op zijn woonlast, kan zijn behoefte worden verlaagd, bijvoorbeeld met een bedrag ter hoogte van de gemiddelde basishuur”.Gelet hierop volgt de rechtbank het standpunt van de man dat de behoefte van [voornaam jongmeerderjarige] moet worden verlaagd met een gemiddelde basishuur van € 235,- per maand.
structureleeigen inkomsten. De vrouw heeft loonstroken van [voornaam jongmeerderjarige] overgelegd van december 2021 tot en met augustus 2022. Daaruit blijkt dat het uurloon van [voornaam jongmeerderjarige] € 6,65 bruto bedraagt. Rekening houdend met een nu tijdens haar studie achturige werkweek en zes weken vakantie per jaar, acht de rechtbank het redelijk om rekening te houden met een netto inkomen van € 150,- netto per maand, temeer omdat [voornaam jongmeerderjarige] de afgelopen maanden – voordat zij met haar studie is gestart – gemiddeld € 302,- netto per maand verdiende.
- € 25.217,- in 2020, zoals volgt uit de aangifte Inkomstenbelasting 2020;
- € 41.336,- in 2021, zoals volgt uit de aangifte Inkomstenbelasting 2021;
- € 42.954,- in 2022, zoals volgt uit de prognose 2022.
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting.
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting.
- een eenvoudige gemeenschap, bestaande uit de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] ;
- te verrekenen vermogen op grond van de huwelijkse voorwaarden.
En euh ik kon dat geld missen ik heb 2x mijn huis verkocht en de laatste keer, toen ik mijn laatste huis verkocht heb ik hem nog een bedrag geleend. Daar betaalt ie hypotheek over en dat komt iedere maand bij mijn boekhouding dat kan iedereen controleren.”Uit dit gesprek tussen de vrouw en de moeder van de man volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de moeder van de man hem daadwerkelijk een bedrag heeft geleend ter aflossing van een hypothecaire geldlening bij de bank, waarover de man ook rente betaald. De vrouw heeft tegenover het voorgaande onvoldoende gesteld om tot de beoordeling te komen dat de [adres 1] behoort tot het te verrekenen vermogen op grond van artikel 1:141 derde lid juncto 1:136 tweede lid BW.
- de aflossing van ƒ 46.000,- over de periode 1991 tot en met 2001;
- de aflossingen van in totaal € 19.621,- in 2014;
- de aflossing van € 181.122,62, waarvan de man heeft erkend dat in ieder geval een bedrag van € 41.122,62 in de verrekening van het huwelijksvermogen valt.
Nou ik heb het ondertekend omdat ie zei dat hij het voor de boekhouder nodig had. En het is geld wat ik hem geschonken voor heb, niet voor hem persoonlijk maar voor het gezin. Het tename niet alleen voor [naam 2] maar voor het gezin omdat ik niet beter wist dat jullie een goede verstandhouding hebben want als ik bij jullie was, was het altijd gezellig. […] Maar die andere bedragen die ik hem ooit geschonken heb die waren gewoon bedoeld voor het gezin. En het gezin dat was voor mij [naam 2] [naam 1] en de kinderen.” Uit de opname blijkt daarnaast dat de moeder van de man wist dat het gesprek opgenomen werd. Uit de inhoud van de opname blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat de moeder van de man de bedragen destijds heeft geschonken aan het gezin en niet aan de man alleen, ook al heeft zij het bedrag gestort op een zakelijke bankrekening alleen op naam van de man. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit geen privévermogen van de man betreft. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat het aan de schenker is om te bepalen aan wie het te schenken geld toekomt en dat de wil van de schenker voorgaat op een eventuele afspraak van partijen in de huwelijkse voorwaarden. Dit betekent dat de schenkingen niet alleen de man toekomen en dat de man geen recht heeft op teruggave van de schenkingen.
Beslissing
- de man dient binnen zes weken na de datum van deze beschikking aan de vrouw aan te tonen met verificatoire bewijzen dat hij de woning tegen de getaxeerde waarde van € 775.000,- kan overnemen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen, waarbij de man aan de vrouw de helft van de overwaarde (te weten de taxatiewaarde minus de schuld van de hypothecaire geldleningen ten tijde van de datum van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, zoals hierboven overwogen) dient te voldoen bij notariële overdracht van het aandeel van de vrouw in de echtelijke woning;
- de kosten van de taxatie en de kosten van de notariële overdracht worden bij helfte gedeeld;
- partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
- partijen dienen binnen één week nadat de onder 1) genoemde termijn is verstreken of nadat de man kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen of willen overnemen, aan de eerder gekozen makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht te verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde. Deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
- de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen, waarbij de door de man verrichte aflossingen op de hypothecaire geldlening na [datum echtscheiding] 2022 alleen de man toekomen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur. Van dit bedrag wordt alsdan eerst aan de man een bedrag vergoed gelijk aan de door hem gedane aflossingen op de hypothecaire geldlening met ingang van [datum echtscheiding] 2022, waarna het restant bij helfte aan partijen wordt betaald.
- partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
- met betrekking tot het pand aan de [adres 1] in [plaats 2] heeft de vrouw een vordering op de man ter grootte van de helft van het bedrag van in totaal € 90.494,89 + p.m. (€ 20.873,89 + € 19.621,- + p.m. + € 50.000,- + p.m.);
- met betrekking tot de bankrekeningen: dat partijen de saldi op de bankrekeningen op naam van de man en de saldi op de bankrekeningen op naam van de vrouw per 24 september 2020 bij helfte met elkaar dienen te verrekenen;
- met betrekking tot de inboedelgoederen: dat partijen de inboedelgoederen bij helfte zullen verdelen;
- met betrekking tot de auto’s: dat partijen de waarde van de auto’s per 24 september 2020 bij helfte met elkaar dienen te verrekenen;
- met betrekking tot de polissen: dat partijen de waarde van de polissen per 24 september 2020 bij helfte met elkaar dienen te verrekenen;
- met betrekking tot de eenmanszaak van de man en de eenmanszaak van de vrouw: dat partijen de activa en de passiva van de eenmanszaak van de man en van de eenmanszaak van de vrouw per 24 september 2020 bij helfte met elkaar dienen te verrekenen;