Overwegingen
1. In deze uitspraak verwijst de rechtbank door middel van voetnoten naar wet- en regelgeving. De relevante bepalingen zijn afzonderlijk opgenomen in een bijlage die achter deze uitspraak zit.
2. Eiser is eigenaar van het pand gelegen aan het [adres] [nummer 1] in [plaats] . In het pand ernaast (op nr. [nummer 2] ) zit het restaurant mr. [a] , dat geëxploiteerd wordt door [derde-partij] . [derde-partij] beschikt over een onherroepelijke terrasvergunning op grond van de algemene plaatselijke verordening van Den Haag (apv).Verweerder heeft aan [derde-partij] ook een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan (omgevingsvergunning). Op grond van die omgevingsvergunning mag [derde-partij] een terras realiseren op vier plekken: direct voor het pand van mr. [a] , op de stoep aan de weg, en op twee delen van het plein. Eiser verzet zich tegen de omgevingsvergunning voor zover die het terras van mr. [a] voor (de ingang van) zijn pand en op het plein mogelijk maakt. De rechtbank beoordeelt hieronder het bestreden besluit aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden.
3. Volgens eiser is onduidelijk waarom verweerder bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen op grond van de restcategorie van de zogeheten kruimelgevallenlijst. Deze beroepsgrond slaagt niet, de rechtbank licht dit als volgt toe.
4. Voor zover hier van belang bepaalt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning gronden te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan.Dat het terras in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Zeeheldenkwartier” (bestemmingsplan) staat tussen partijen niet ter discussie. Een omgevingsvergunning strijdig gebruik is daarom vereist. Verweerder kan deze omgevingsvergunning verlenen door gebruik te maken van de zogenaamde “kruimelgevallenlijst”,die in het Besluit omgevingsrecht (Bor) is opgenomen. Daarin staan de categorieën gevallen genoemd die in aanmerking komen voor de verlening van een omgevingsvergunning strijdig gebruik, waaronder “het gebruik van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied” en de restcategorie “ander gebruik van gronden (…) voor een termijn van ten hoogste tien jaar”.
5. Verweerder heeft in het primaire en bestreden besluit zich op het standpunt gesteld dat hij bevoegd was de omgevingsvergunning te verlenen op basis van de restcategorie van de kruimelgevallenlijst. De rechtbank volgt verweerder hierin. Uit de toelichting op het Bor volgt dat het bij een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied bijvoorbeeld kan gaan om het toevoegen van een aantal parkeerplaatsen in een groenstrook, het verleggen van trottoirs of het aanbrengen van groenvoorzieningen, en dat de herinrichting vaak plaatsvindt in samenhang met het plaatsen van vergunningvrije bouwwerken zoals vuilcontainers, sport- of speeltoestellen en straatmeubilair.De rechtbank merkt daarbij op dat straatmeubilair volgens haar niet ziet op terrasmeubilair, maar op bouwwerken ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening.Volgens de rechtbank kan verweerder gelet hierop de omgevingsvergunning alleen baseren op “het gebruik van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied” als de activiteit ziet op het realiseren van publieke voorzieningen.Het biedt dus geen grondslag voor het mogelijk maken van commerciële voorzieningen, zoals het terras van mr. [a] . Verweerder heeft daarom terecht de verlening van de omgevingsvergunning gebaseerd op de restcategorie van de kruimelgevallenregeling.
Is het terras in strijd met de goede ruimtelijke ordening?
6. Volgens eiser kon verweerder de omgevingsvergunning niet verlenen, omdat dit in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Het terras wordt immers ook mogelijk gemaakt op gronden die voor groenvoorziening zijn bestemd. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Niet ter discussie staat dat het terras voor een deel wordt toegestaan op gronden met een groenbestemming volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Die bestemming staat groen(voorzieningen) en uitingen van kunst toe.Volgens de Wabo kan verweerder een omgevingsvergunning strijdig gebruik alleen verlenen als de te vergunnen activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
8. Ter onderbouwing van het standpunt dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening heeft verweerder in het primaire en bestreden besluit onder verwijzing naar diverse (beleids)documenten en visies erop gewezen dat het Anna Paulownaplein een verblijfs- en ontmoetingsfunctie vervult in het Zeeheldenkwartier, en dat het terras past binnen die functie. In de beleidsregel vergunningverlening terrassen Den Haag 2016 (beleidsregel) staat dat voor het optimaal benutten van de beschikbare terrasruimte op terraspleinen, waaronder het Anna Paulownaplein, terrassen ook mogelijk zijn op locaties die niet direct voor de gevel van het bijbehorende bedrijfspand liggen. Conform gemeentelijk beleid heeft verweerder overwogen dat de ruimte voor fietsnietjes, groen en zitbanken te allen tijde vrij moet blijven en dus niet beschikbaar is voor terrassen. Hij heeft in dat kader benadrukt dat de in de omgevingsvergunning opgenomen terrasgrenzen harde grenzen zijn waarop wordt gehandhaafd, dat de zichtlijn vanuit de Bazarstraat naar het beeld op het bankje vrij blijft en dat de breedte van die zichtlijn vier bomen betreft. Kortom: verweerder heeft rekening gehouden met het aanwezige groen en de kunstuitingen op het Anna Paulownaplein. Volgens verweerder is de groenbestemming daarom te combineren met terrassen en wordt die bestemming niet onevenredig aangetast of in zijn gebruiksmogelijkheden beperkt.
9. Gelet op deze toelichting heeft verweerder in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
10. Eiser vindt het onbegrijpelijk dat verweerder de omgevingsvergunning heeft verleend voor de duur van drieënhalf jaar, terwijl een terrasvergunning volgens de beleidsregel slechts wordt verleend voor de duur van één jaar. De omgevingsvergunning had volgens hem hierbij moeten aansluiten. Verweerder heeft tijdens de zitting onweersproken toegelicht dat de terrasvergunning in 2018 is verleend voor de duur van vijf jaar, tot en met mei 2023. De omgevingsvergunning is verleend in januari 2020 voor de duur van drieënhalf jaar, en sluit dus aan bij de duur van de terrasvergunning. De beroepsgrond van eiser slaagt alleen al daarom dus niet.
Wordt eiser onevenredig benadeeld?
11. Eiser vindt dat hij door het verlenen van de omgevingsvergunning onevenredig wordt benadeeld. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank merkt op dat de door eiser gegeven onderbouwing van deze grond bijna gelijk is aan de onderbouwing van deze grond gericht tegen de eerder verleende terrasvergunning. De rechtbank verwijst dan ook allereerst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat die omstandigheden niet tot het door eiser beoogde resultaat hebben geleid.In aanvulling daarop overweegt de rechtbank het volgende.
12. Eiser wijst op de omstandigheid dat in de praktijk het terras op kortere afstand dan anderhalve meter naast de ingang van zijn pand begint, zodat de bereikbaarheid van het pand daarmee in het geding komt. De rechtbank wijst erop dat volgens de omgevingsvergunning een terrasvergunning nodig is voor het mogen exploiteren van het terras. In die terrasvergunning is opgenomen dat een pad van anderhalve meter gegarandeerd moet worden. De bereikbaarheid van het pand is daarmee gewaarborgd. Als door [derde-partij] niet wordt voldaan aan de terrasvergunning is dat een kwestie van handhaving. Dat handhaving tot op heden volgens eiser niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, maakt niet dat dit belang daarom meegenomen had moeten worden in de belangenafweging voor het wel of niet verlenen van de omgevingsvergunning.
13. Eiser heeft verder de door hem gestelde verslechterde verhuurbaarheid van het pand als gevolg van het terras van mr. [a] niet aannemelijk gemaakt. Ook is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij het pand niet aan een horecaondernemer kan verhuren omdat er geen terrasruimte meer is, dit nog los van het feit dat terrasvergunningen slechts een korte geldigheidsduur hebben, en het dus niet is uitgesloten dat een mogelijke horecaondernemer die het pand van eiser huurt in de nabije toekomst wel in aanmerking komt voor het exploiteren van een terras. In het verlengde daarvan is van een oneerlijke verdeling van de terrasruimte ook geen sprake, zeker nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een horecaondernemer zijn pand wil betrekken. Dit maakt dat verweerder terecht doorslaggevend belang heeft mogen toekennen aan het optimaal benutten van de terrasruimte op het Anna Paulownaplein, onder ander door het verlenen van de omgevingsvergunning.
14. Eiser vindt ook dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de geluidsoverlast door bezoekers van het terras. Hij heeft daarentegen nagelaten dit op enigerlei wijze te onderbouwen, zodat alleen al daarom geen gewicht toekomt aan dit door hem gestelde belang.
15. Wat eiser verder heeft aangevoerd is op zichzelf beschouwd en in samenhang bezien van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van een onevenredige belangenafweging door verweerder.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.F. Reijnders, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Kraan, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: