ECLI:NL:RBDHA:2023:318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
20/7448
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor strijdig gebruik van openbare ruimte ten behoeve van terrassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die is verleend aan [derde-partij] voor het gebruik van de openbare ruimte ten behoeve van vier terrassen bij een horecagelegenheid aan het Anna Paulownaplein. Eiser, eigenaar van een nabijgelegen pand, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat het bezwaar van eiser tegen de omgevingsvergunning ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft het beroep behandeld op zitting op 8 december 2022, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van verweerder en de derde-partij aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor), besproken. Eiser heeft aangevoerd dat de omgevingsvergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat verweerder niet bevoegd was om de vergunning te verlenen op basis van de kruimelgevallenlijst. De rechtbank heeft deze beroepsgronden verworpen en geoordeeld dat verweerder in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft daarbij gewezen op de functie van het Anna Paulownaplein als verblijfs- en ontmoetingsplek en de beleidsregels omtrent vergunningverlening voor terrassen.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7448

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T. van der Weide),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. T.M.T. Konings).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[derde-partij] V.O.F.( [derde-partij] ) te [vestigingsplaats] ,
(gemachtigde: mr. M.W.R. Hoogstraten).

Procesverloop

In het besluit van 16 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [derde-partij] een omgevingsvergunning ‘strijdig gebruik’ verleend voor het in gebruik nemen van de openbare ruimte ten behoeve van vier terrassen bij de horecagelegenheid aan het [adres] [nummer 2] .
In het besluit van 15 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. In deze uitspraak verwijst de rechtbank door middel van voetnoten naar wet- en regelgeving. De relevante bepalingen zijn afzonderlijk opgenomen in een bijlage die achter deze uitspraak zit.
2. Eiser is eigenaar van het pand gelegen aan het [adres] [nummer 1] in [plaats] . In het pand ernaast (op nr. [nummer 2] ) zit het restaurant mr. [a] , dat geëxploiteerd wordt door [derde-partij] . [derde-partij] beschikt over een onherroepelijke terrasvergunning op grond van de algemene plaatselijke verordening van Den Haag (apv). [1] Verweerder heeft aan [derde-partij] ook een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan (omgevingsvergunning). Op grond van die omgevingsvergunning mag [derde-partij] een terras realiseren op vier plekken: direct voor het pand van mr. [a] , op de stoep aan de weg, en op twee delen van het plein. Eiser verzet zich tegen de omgevingsvergunning voor zover die het terras van mr. [a] voor (de ingang van) zijn pand en op het plein mogelijk maakt. De rechtbank beoordeelt hieronder het bestreden besluit aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden.
De kruimelgevallenlijst
3. Volgens eiser is onduidelijk waarom verweerder bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen op grond van de restcategorie van de zogeheten kruimelgevallenlijst. Deze beroepsgrond slaagt niet, de rechtbank licht dit als volgt toe.
4. Voor zover hier van belang bepaalt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning gronden te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. [2] Dat het terras in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Zeeheldenkwartier” (bestemmingsplan) staat tussen partijen niet ter discussie. Een omgevingsvergunning strijdig gebruik is daarom vereist. Verweerder kan deze omgevingsvergunning verlenen door gebruik te maken van de zogenaamde “kruimelgevallenlijst”, [3] die in het Besluit omgevingsrecht (Bor) is opgenomen. Daarin staan de categorieën gevallen genoemd die in aanmerking komen voor de verlening van een omgevingsvergunning strijdig gebruik, waaronder “het gebruik van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied” en de restcategorie “ander gebruik van gronden (…) voor een termijn van ten hoogste tien jaar”. [4]
5. Verweerder heeft in het primaire en bestreden besluit zich op het standpunt gesteld dat hij bevoegd was de omgevingsvergunning te verlenen op basis van de restcategorie van de kruimelgevallenlijst. De rechtbank volgt verweerder hierin. Uit de toelichting op het Bor volgt dat het bij een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied bijvoorbeeld kan gaan om het toevoegen van een aantal parkeerplaatsen in een groenstrook, het verleggen van trottoirs of het aanbrengen van groenvoorzieningen, en dat de herinrichting vaak plaatsvindt in samenhang met het plaatsen van vergunningvrije bouwwerken zoals vuilcontainers, sport- of speeltoestellen en straatmeubilair. [5] De rechtbank merkt daarbij op dat straatmeubilair volgens haar niet ziet op terrasmeubilair, maar op bouwwerken ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening. [6] Volgens de rechtbank kan verweerder gelet hierop de omgevingsvergunning alleen baseren op “het gebruik van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied” als de activiteit ziet op het realiseren van publieke voorzieningen. [7] Het biedt dus geen grondslag voor het mogelijk maken van commerciële voorzieningen, zoals het terras van mr. [a] . Verweerder heeft daarom terecht de verlening van de omgevingsvergunning gebaseerd op de restcategorie van de kruimelgevallenregeling.
Is het terras in strijd met de goede ruimtelijke ordening?
6. Volgens eiser kon verweerder de omgevingsvergunning niet verlenen, omdat dit in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Het terras wordt immers ook mogelijk gemaakt op gronden die voor groenvoorziening zijn bestemd. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Niet ter discussie staat dat het terras voor een deel wordt toegestaan op gronden met een groenbestemming volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Die bestemming staat groen(voorzieningen) en uitingen van kunst toe. [8] Volgens de Wabo kan verweerder een omgevingsvergunning strijdig gebruik alleen verlenen als de te vergunnen activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [9]
8. Ter onderbouwing van het standpunt dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening heeft verweerder in het primaire en bestreden besluit onder verwijzing naar diverse (beleids)documenten en visies erop gewezen dat het Anna Paulownaplein een verblijfs- en ontmoetingsfunctie vervult in het Zeeheldenkwartier, en dat het terras past binnen die functie. In de beleidsregel vergunningverlening terrassen Den Haag 2016 (beleidsregel) staat dat voor het optimaal benutten van de beschikbare terrasruimte op terraspleinen, waaronder het Anna Paulownaplein, terrassen ook mogelijk zijn op locaties die niet direct voor de gevel van het bijbehorende bedrijfspand liggen. Conform gemeentelijk beleid heeft verweerder overwogen dat de ruimte voor fietsnietjes, groen en zitbanken te allen tijde vrij moet blijven en dus niet beschikbaar is voor terrassen. Hij heeft in dat kader benadrukt dat de in de omgevingsvergunning opgenomen terrasgrenzen harde grenzen zijn waarop wordt gehandhaafd, dat de zichtlijn vanuit de Bazarstraat naar het beeld op het bankje vrij blijft en dat de breedte van die zichtlijn vier bomen betreft. Kortom: verweerder heeft rekening gehouden met het aanwezige groen en de kunstuitingen op het Anna Paulownaplein. Volgens verweerder is de groenbestemming daarom te combineren met terrassen en wordt die bestemming niet onevenredig aangetast of in zijn gebruiksmogelijkheden beperkt.
9. Gelet op deze toelichting heeft verweerder in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
De beleidsregel
10. Eiser vindt het onbegrijpelijk dat verweerder de omgevingsvergunning heeft verleend voor de duur van drieënhalf jaar, terwijl een terrasvergunning volgens de beleidsregel slechts wordt verleend voor de duur van één jaar. De omgevingsvergunning had volgens hem hierbij moeten aansluiten. Verweerder heeft tijdens de zitting onweersproken toegelicht dat de terrasvergunning in 2018 is verleend voor de duur van vijf jaar, tot en met mei 2023. De omgevingsvergunning is verleend in januari 2020 voor de duur van drieënhalf jaar, en sluit dus aan bij de duur van de terrasvergunning. De beroepsgrond van eiser slaagt alleen al daarom dus niet.

Wordt eiser onevenredig benadeeld?

11. Eiser vindt dat hij door het verlenen van de omgevingsvergunning onevenredig wordt benadeeld. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank merkt op dat de door eiser gegeven onderbouwing van deze grond bijna gelijk is aan de onderbouwing van deze grond gericht tegen de eerder verleende terrasvergunning. De rechtbank verwijst dan ook allereerst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat die omstandigheden niet tot het door eiser beoogde resultaat hebben geleid. [10] In aanvulling daarop overweegt de rechtbank het volgende.
12. Eiser wijst op de omstandigheid dat in de praktijk het terras op kortere afstand dan anderhalve meter naast de ingang van zijn pand begint, zodat de bereikbaarheid van het pand daarmee in het geding komt. De rechtbank wijst erop dat volgens de omgevingsvergunning een terrasvergunning nodig is voor het mogen exploiteren van het terras. In die terrasvergunning is opgenomen dat een pad van anderhalve meter gegarandeerd moet worden. De bereikbaarheid van het pand is daarmee gewaarborgd. Als door [derde-partij] niet wordt voldaan aan de terrasvergunning is dat een kwestie van handhaving. Dat handhaving tot op heden volgens eiser niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, maakt niet dat dit belang daarom meegenomen had moeten worden in de belangenafweging voor het wel of niet verlenen van de omgevingsvergunning.
13. Eiser heeft verder de door hem gestelde verslechterde verhuurbaarheid van het pand als gevolg van het terras van mr. [a] niet aannemelijk gemaakt. Ook is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij het pand niet aan een horecaondernemer kan verhuren omdat er geen terrasruimte meer is, dit nog los van het feit dat terrasvergunningen slechts een korte geldigheidsduur hebben, en het dus niet is uitgesloten dat een mogelijke horecaondernemer die het pand van eiser huurt in de nabije toekomst wel in aanmerking komt voor het exploiteren van een terras. In het verlengde daarvan is van een oneerlijke verdeling van de terrasruimte ook geen sprake, zeker nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een horecaondernemer zijn pand wil betrekken. Dit maakt dat verweerder terecht doorslaggevend belang heeft mogen toekennen aan het optimaal benutten van de terrasruimte op het Anna Paulownaplein, onder ander door het verlenen van de omgevingsvergunning.
14. Eiser vindt ook dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de geluidsoverlast door bezoekers van het terras. Hij heeft daarentegen nagelaten dit op enigerlei wijze te onderbouwen, zodat alleen al daarom geen gewicht toekomt aan dit door hem gestelde belang.
15. Wat eiser verder heeft aangevoerd is op zichzelf beschouwd en in samenhang bezien van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van een onevenredige belangenafweging door verweerder.
Conclusie
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.F. Reijnders, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Kraan, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: (…) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2°
1 Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(…)
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Besluit omgevingsrecht
Artikel 2, aanhef en achttiende lid, onder g, van bijlage II
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
(…)
18. een bouwwerk ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening, voor zover het betreft:
(…)
g. straatmeubilair;
Artikel 4, aanhef en achtste en elfde lid, van bijlage II
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
8. het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied;
(…)
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Bestemmingsplan Zeeheldenkwartier
Artikel 8.1
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groen(voorziening);
park;
plantsoen;
kiosk,
één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, uitingen van kunst, wegen, water en overige voorzieningen.

Voetnoten

1.AbRvS 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3097.
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
3.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2°, van de Wabo.
4.Artikel 4, aanhef en achtste en elfde lid, van bijlage II bij het Bor.
5.Nota van toelichting op het Bor, Staatsblad 2014 / 333, p. 54.
6.Artikel 2, aanhef achttiende lid, onder g, van bijlage II bij het Bor.
7.Zie ook rechtbank Noord-Holland 28 juli 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:6318, r.o. 5.1. e.v.
8.Artikel 8.1 van het bestemmingsplan.
9.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef, van de Wabo.
10.AbRvS 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3097.