ECLI:NL:RBDHA:2023:3082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak met Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de zaak op 1 maart 2023 behandeld.

Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan worden overgedragen aan Italië vanwege de politieke situatie en de tekortkomingen in het opvangsysteem daar. Hij heeft medische problemen en stelt dat hij in Italië geen adequate medische hulp kan krijgen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de situatie in Italië zo ernstig is dat dit beginsel niet meer kan worden gehanteerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de politieke ontwikkelingen in Italië ook invloed hebben op zijn situatie. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de medische problemen van eiser niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1489

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Gambiaanse nationaliteit te hebben. Op 21 juli 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 3 mei 2017 in Italië een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Italië verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening [2] . Italië heeft het verzoek op 30 september 2022 geaccepteerd.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe aan dat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan vanwege de politieke veranderingen in Italië. Verder volgt uit de
circular lettervan de Dublin-Unit Italië van 5 december 2022 en de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, [3] dat er ernstige tekortkomingen zijn in het opvangsysteem. Hierbij wordt ook verwezen naar de informatie die de IND [4] bij brief van 16 januari 2023 over de situatie heeft verstrekt aan de Afdeling [5] en naar de eigen ervaringen van eiser. Hierbij wordt nog opgemerkt dat verweerder heeft overwogen dat hij geen eigen ervaring heeft met de asielprocedure en opvang, maar dit is onjuist. Uit Eurodac is namelijk gebleken dat eiser een asielaanvraag heeft ingediend. Daarnaast is eiser een kwetsbare asielzoeker zoals bedoeld in het Tarakhel-arrest [6] . Hij heeft medische problemen doordat hij is gemarteld en hij kan daar in Italië geen adequate medische hulp voor krijgen. Hij kan zijn medische situatie niet onderbouwen met medische documenten, nu er in de noodopvanglocatie waar hij zit geen adequate medische hulp verkrijgbaar is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser.
5. Uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is ook recentelijk nog door de Afdeling bevestigd. [7] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is hier niet in geslaagd.
6. Uit de
circular lettervan 5 december 2022 volgt dat er sprake is van een verzoek
tot tijdelijke opschorting van overdrachten op grond van de Dublinverordening. Verweerder
heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er sprake is van een tijdelijk, feitelijk
overdrachtsbeletsel en dat dit niet tot gevolg heeft dat de vaststelling van de
verantwoordelijkheid van Italië onrechtmatig is. De rechtbank wijst ter vergelijking op de
uitspraken van de Afdeling van 8 april 2020 [8] en 30 oktober 2020 [9] betreffende een
circular
lettermet betrekking tot het coronavirus, wat eveneens een tijdelijk overdrachtsbeletsel
betrof. Daarnaast verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022 [10]
betreffende de opschorting van overdrachten door de Roemeense autoriteiten. Daarin heeft
de Afdeling geoordeeld dat vanwege de bindende overdrachtstermijnen in artikel 29, eerste
en tweede lid, van de Dublinverordening gewaarborgd is dat onzekerheid over overdracht
van een vreemdeling van beperkte duur is. Hoewel onzeker is hoelang de opschorting van de overdrachten naar Italië zal voortduren, leidt dit niet tot de conclusie dat het bestreden
besluit onrechtmatig is of dat verweerder de asielaanvraag onverplicht in behandeling moet
nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep op de
circular letter, de door eiser aangehaalde uitspraken en de brief slaagt dan ook niet.
7. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de politieke ontwikkelingen in Italië ook Dublin-terugkeerders treffen. Met het claimakkoord hebben de Italiaanse autoriteiten bovendien toegezegd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen. Zijn eigen ervaringen leiden niet tot een ander oordeel. Uit het aanmeldgehoor blijkt dat hij gedurende de gehele asielprocedure opvang heeft gekregen en daarnaast volgt uit zijn verklaringen niet dat er dusdanig structurele en ernstige tekortkomingen zijn dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
8. Tot slot zijn de gestelde medische problemen van eiser niet onderbouwd met documenten. Eiser stelt dat hij geen adequate medische voorzieningen kan krijgen in de opvang en daarom geen mogelijkheid heeft deze documenten te verkrijgen. Deze stelling volgt de rechtbank niet. Eiser had namelijk de mogelijkheid om naar een huisarts of ziekenhuis te gaan om medische hulp te vragen. Niet is onderbouwd waarom eiser dit niet heeft gedaan of waarom dit voor hem niet mogelijk was. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat medische voorzieningen, voor zover nodig, in Italië niet toegankelijk zijn. Het beroep op het Tarakhel-arrest slaagt daarom niet.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.29 december 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5701; 13 januari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:87.
4.Immigratie- en naturalisatiedienst.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1101JUD002921712.