ECLI:NL:RBDHA:2023:2884

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
AWB 21/7601
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling van vreemdeling uit Kameroen

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een vreemdeling uit Kameroen die een verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de vreemdeling niet kon aantonen dat de benodigde medische zorg niet beschikbaar was in Kameroen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had aangetoond dat er in Kameroen adequate medische zorg beschikbaar was, en dat de vreemdeling niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning. De rechtbank baseerde haar oordeel op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), dat stelde dat de vreemdeling kon reizen mits de fysieke overdracht van zorg geregeld was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet verplicht was om de fysieke overdracht al bij het nemen van het besluit te garanderen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, en oordeelde dat de staatssecretaris niet in strijd had gehandeld met de wetgeving omtrent vreemdelingenrecht. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om aan te tonen dat de medische zorg in het land van herkomst niet toegankelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/7601

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2023 in de zaak tussen

[naam], eiseres,
geboren op [geboortedatum] ,
van Kameroense nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘medische behandeling’ afgewezen.
Bij besluit van 28 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit op 28 december 2021 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens was een tolk aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek is vervolgens ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende.
1.1.
Bij beschikking van 21 juli 2020 is aan eiseres uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) voor de duur van een jaar, namelijk van 29 mei 2020 tot 29 mei 2021, omdat uit de adviesnota van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 15 juli 2020 blijkt dat reizen naar Kameroen voor eiseres uit medisch oogpunt wordt afgeraden.
1.2.
Eiseres heeft op 20 april 2021 een aanvraag zonder machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) voor een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel ‘medische behandeling’ ingediend.
1.3.
Verweerder heeft het BMA op 2 juni 2021 verzocht onderzoek te doen naar de medische problematiek van eiseres. Op 1 juli 2021 heeft het BMA een medisch advies uitgebracht. Uit dit advies blijkt – samengevat weergegeven – dat de arts van het BMA, zowel bij het uitblijven van de behandeling van de hoge bloeddruk, als bij het uitblijven van de behandeling met betrekking tot haar psychische klachten (
hallucinaties, stemmingsklachten en PTSS), een medische noodsituatie op korte termijn verwacht. Verder acht de BMA-arts eiseres niet in staat te reizen, tenzij voorafgaande aan de reis geregeld wordt dat een fysieke overdracht aan de mantelzorg en een schriftelijke overdracht van de medische gegevens op de luchthaven plaatsvindt. Zolang de overdracht aan de mantelzorg niet is geregeld, kan eiseres niet reizen, aldus het BMA. Verder blijkt dat de noodzakelijke behandeling (
therapie en medicatie) voor eiseres aanwezig is in Yaoundé (Kameroen).
Ten aanzien van de mantelzorg geldt dat onderzoek naar de aanwezigheid van mantelzorg in het land van herkomst of terugkeer buiten de competentie valt van de medische adviseur. Dit geldt ook voor mantelzorg in de vorm van (24-uurs) opvang en begeleiding door bijvoorbeeld een vrijwilligersorganisatie, aldus het BMA. Wel heeft het BMA onderzoek gedaan naar zorg, zoals gegeven bij mantelzorg, in de vorm van aanwezigheid van professionele zorg aan huis of andere vormen van professionele zorg in het land van herkomst. Volgens het BMA is professionele zorg in de vorm van geriatrische en psychiatrische thuiszorg door een verpleegkundige en dagbehandeling beschikbaar in Yaoundé. Geriatrische opvang in een verpleeghuis, verzorgingshuis of in een beschermde woonvorm voor ouderen is volgens het BMA niet aanwezig.
Volgens de arts van het BMA zijn de beschikbare behandelingen voldoende om een medische noodsituatie op korte termijn te voorkomen.
1.4.
Verweerder heeft eiseres, naar aanleiding van het hiervoor genoemde BMA-advies, bij brief van 2 juli 2022 in de gelegenheid gesteld om aan de hand van documenten aannemelijk te maken dat de medische zorg voor haar niet toegankelijk is in Kameroen.
1.5.
Bij brieven van 29 juli 2021 en 13 september 2021 heeft eiseres hierop gereageerd.
1.6.
In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres, onder verwijzing naar het BMA-advies van 1 juli 2021, afgewezen. Volgens verweerder voldoet eiseres niet aan de voorwaarde dat zij medische klachten heeft waarvan de behandeling niet in het land van herkomst of een ander land waar zij naar kan vertrekken kan plaatsvinden. Verweerder heeft in dit verband – samengevat weergegeven – overwogen dat uit het eerdergenoemd advies van het BMA blijkt dat bij uitblijven van de behandeling van de medische klachten een medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht, maar dat uit brondocumenten AVA 14881 van 25 juni 2021 en BMA 13721 van 3 juli 2020 tevens blijkt dat in Kameroen voldoende behandelmogelijkheden zijn. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de beschikbare medische zorg in Kameroen voor haar niet toegankelijk is. Verweerder heeft verder ambtshalve geoordeeld dat uitzetting niet in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), dat niet is aangetoond noch is gebleken dat eiseres voldoet aan de overige verblijfsdoelen van artikel 3.6, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) en dat er geen aanleiding bestaat om uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Tot slot heeft verweerder overwogen dat als de medische overdracht niet geregeld kan worden, eiseres niet zal worden uitgezet.
1.7.
Eiseres heeft op 28 oktober 2021 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2. In het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag regulier voor het verblijfsdoel ‘medische behandeling’ ongegrond verklaard. Verweerder heeft – samengevat weergegeven en voor zover van belang – overwogen dat de vergewisplicht niet zover gaat dat al ten tijde van het nemen van het besluit de fysieke overdracht van een vreemdeling en de voortzetting van de zorg, voor zover dat al mogelijk zou zijn, geregeld en gegarandeerd moeten zijn. In dit verband heeft verweerder verwezen naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 mei 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1835) en 1 december 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BO6324). Verder blijkt uit het BMA-advies van 1 juli 2021 dat behandeling in Kameroen aanwezig is, en heeft eiseres niet met concrete feitelijke bewijsstukken onderbouwd dat behandeling niet beschikbaar is in Kameroen, noch dat de aanwezige behandeling onvoldoende is om een medische noodsituatie te voorkomen. Nu behandeling in Kameroen mogelijk is, is Nederland niet het meest aangewezen land voor het ondergaan van de medische behandeling. Dat die medische klachten in Nederland zijn ontstaan en behandeling in Nederland is gestart, maakt dat volgens verweerder niet anders. Die omstandigheden zijn volgens verweerder niet zodanig bijzonder dat, in afwijking van het beleid, alsnog verblijf in Nederland moet worden toegekend. Verder stelt verweerder dat eerder aan eiseres uitstel van vertrek is verleend tot 29 mei 2021, omdat uit het advies van BMA van 15 juli 2020 bleek dat er geen professionele mantelzorg aanwezig was. Uit het BMA-advies van 1 juli 2021 blijkt dat die zorg nu wel aanwezig is. Door eiseres is niet onderbouwd dat die informatie niet juist is, noch dat in de periode 29 mei 2021 tot 25 juni 2021
(datum brondocument AVA 14881)die zorg niet beschikbaar was. Ook heeft verweerder aangegeven dat eiseres geen concrete feitelijke informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat de verpleegkundige met behulp van instructies van een arts niet de benodigde geriatrische zorg kan bieden, of dat de beschikbare behandeling onvoldoende zou zijn om een medische noodsituatie te voorkomen. Ten aanzien van de omstandigheid dat (24-uurs) zorg nog altijd niet aanwezig is en dat het BMA stelt dat die zorg vervangen kan worden door basiszorg, heeft verweerder overwogen dat eiseres in Nederland niet in een verpleeghuis verblijft, dat de familie in Nederland mantelzorg verleent en dat uit het laatste BMA-advies blijkt dat die zorg in Kameroen kan worden verleend door professionele thuiszorg. Eiseres heeft niet onderbouwd dat die zorg niet beschikbaar is of onvoldoende is om een medische noodsituatie te voorkomen.
3. Eiseres is het met het bestreden besluit niet eens. Op wat namens haar in beroep is aangevoerd, gaat de rechtbank, voor zover van belang, hierna in.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 3.46, eerste lid, van het Vb 2000 kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met het ondergaan van medische behandeling worden verleend, indien Nederland naar het oordeel van verweerder het meest aangewezen land is voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling en de financiering van die medische behandeling naar het oordeel van verweerder deugdelijk is geregeld.
Volgens het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf B8/9.1.2 van de Vc 2000, zoals dat gold ten tijde van het bestreden besluit, beschouwt verweerder - voor zover hier van belang - Nederland uitsluitend als het meest aangewezen land voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling, als bedoeld in artikel 3.46 van het Vb 2000, als de vreemdeling voldoet aan de volgende voorwaarden:
  • er is sprake van medische klachten waarvan de behandeling niet in het land van herkomst, of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken, kan plaatsvinden;
  • stopzetting van de medische behandeling veroorzaakt een medische noodsituatie; en
  • de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze medische noodsituatie zal naar verwachting langer dan één jaar duren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van de vraag of eiseres kan reizen en de vergewisplicht
5. Eiseres stelt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft overwogen dat het BMA aangeeft dat zij kan reizen mits de fysieke overdracht aan de mantelzorg is geregeld. Het BMA geeft aan dat eiseres
nietkan reizen,
tenzijdeze fysieke overdracht is geregeld. Deze wijze van formuleren – ‘nee, tenzij’ in plaats van ‘ja, mits’ – heeft rechtsgevolgen, aldus eiseres. Op het moment dat het BMA aangeeft dat een vreemdeling kan reizen mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, hoeft niet getoetst te worden of aan deze voorwaarden kan worden voldaan. Verweerder hoeft in deze situatie slechts de toezegging te doen dat uitzetting niet plaats zal vinden zonder dat aan de voorwaarden is voldaan. Dit ligt anders als het BMA aangeeft dat een vreemdeling niet kan reizen tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In onderhavige procedure heeft het BMA zijn advies op die laatste manier geformuleerd, en dan is het aan verweerder om gemotiveerd aan te tonen dat ten tijde van het nemen van het besluit de overdracht is geregeld. Nu verweerder de fysieke overdracht en voortzetting van de zorg niet al heeft geregeld of gegarandeerd, moet ervan uit worden gegaan dat, zoals het BMA ook heeft geconcludeerd, eiseres niet kan reizen. Verweerder gaat hier ten onrechte aan voorbij. De verwijzing van verweerder naar de hiervoor bedoelde uitspraken van de ABRvS gaat volgens eiseres niet op, omdat in die zaken door het BMA was geoordeeld dat de vreemdeling kon reizen mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan.
6.1.
Volgens vaste rechtspraak van de ABRvS is een advies van het BMA een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Daartoe dient het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze te zijn opgesteld. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
6.2.
Uit de hiervoor aangehaalde uitspraken van de ABRvS volgt dat, indien door het BMA voorwaarden zijn verbonden aan de uitzetting van een vreemdeling, verweerder zich reeds bij de beoordeling of artikel 64 van de Vw 2000 op de vreemdeling van toepassing is, ervan moet vergewissen dat het mogelijk is dat bij de daadwerkelijke verwijdering aan die voorwaarden wordt voldaan en dat niet kan uitstellen tot het moment waarop daadwerkelijk tot verwijdering wordt overgegaan. De bedoelde vergewisplicht van verweerder strekt echter niet zo ver dat reeds ten tijde van het nemen van het besluit de fysieke overdracht, voor zover dit feitelijk al mogelijk zou zijn geweest, geregeld en gegarandeerd dient te zijn.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het primaire besluit, dat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, heeft overwogen dat vóór de uitzetting van eiseres door de Afdeling Bijzonder Vertrek van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) contact wordt gelegd met onder andere Mbombo Home Care, Carrefour NSAM Socsuba Building, Yaoundé of SPAD, Pharmacie du Lac, Yaoundé en dat met het betreffende ziekenhuis afspraken worden gemaakt over de datum en de wijze waarop de medische behandeling wordt overgedragen. Daarnaast heeft verweerder ook aangegeven dat als de medische overdracht niet geregeld kan worden, eiseres niet zal worden uitgezet naar Kameroen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee heeft voldaan aan zijn vergewisplicht, zoals die uit de hiervoor genoemde uitspraken van de ABRvS kan worden afgeleid. Namens eiseres zijn geen medische stukken overgelegd waaruit volgt dat de door het BMA genoemde reisvoorwaarden niet toereikend zijn om haar fysieke overdracht medisch te kunnen waarborgen, of dat daar niet aan zal kunnen worden voldaan. De beroepsgrond dat het BMA heeft aangegeven dat eiseres niet kan reizen en dat verweerder daarom eerst zal moeten aantonen dat aan de voorwaarden om te vertrekken is voldaan, volgt de rechtbank niet. Het BMA heeft immers in zijn advies geschreven dat eiseres niet kan reizen tenzij aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank kan geen enkel verschil in betekenis ontdekken tussen enerzijds een advies met als strekking dat iemand kan reizen mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, en anderzijds een advies met als strekking dat iemand niet kan reizen tenzij aan die voorwaarden wordt voldaan. Ook uit de hiervoor bedoelde uitspraken van de ABRvS kan niet worden afgeleid dat er enig verschil zou zijn tussen beide formuleringen.
Mantelzorg en geriatrische zorg
7. De rechtbank is verder van oordeel dat – anders dan namens eiseres is betoogd – uit het BMA-advies niet blijkt dat de mantelzorg niet door professionals kan worden overgenomen. In dit verband neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het BMA-advies, specifiek brondocument AVA 14881, blijkt dat in Kameroen professionele zorg in de vorm van geriatrische en psychiatrische thuiszorg door een verpleegkundige en dagbehandeling beschikbaar is in onder andere Mbombo Home Care, Carrefour NSAM Socsuba Building, Yaoundé (tot 24 uur per dag) of bij SPAD, Pharmacie du Lac, Yaoundé (een aantal uren per dag) die de mantelzorg kunnen verlenen. Het BMA heeft geconcludeerd dat de beschikbare behandelingen voldoende zijn om een medische noodsituatie op korte termijn te voorkomen. De stelling van eiseres dat geen 24-uurs geriatrische zorg kan worden geleverd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat uit het BMA-advies niet blijkt dat 24-uurs geriatrische mantelzorg beschikbaar moet zijn om een medische noodsituatie bij eiseres te voorkomen. In dit verband neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder tevens heeft betrokken dat eiseres thans ook niet is opgenomen in een (geriatrisch) verpleeghuis.
Bijzondere omstandigheden
8. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de door haar aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder zijn dat aan haar alsnog een verblijfsvergunning moet worden toegekend. Ter onderbouwing van de bijzondere omstandigheden heeft eiseres gewezen op het feit dat zij Nederland legaal is ingereisd, in Nederland heeft gewoond met een verblijfsvergunning, slachtoffer is geworden van huiselijk geweld en dat zij in Nederland ziek en afhankelijk is geworden en op basis daarvan eerder uitstel van vertrek heeft gekregen.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit, als reactie op hetgeen in bezwaar is aangevoerd, niet ten onrechte onder verwijzing naar het BMA-advies van 1 juli 2021 heeft overwogen dat behandeling in Kameroen kan plaatsvinden. Dit betekent ook dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat Nederland daarom niet het meest aangewezen land is voor het ondergaan van de medische behandeling van eiseres. De omstandigheid dat de klachten van eiseres in Nederland zijn ontstaan en behandeling in Nederland is gestart, heeft verweerder niet anders hoeven laten oordelen. Dat eiseres in het verleden in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning en dat er eerder aanleiding was om eiseres uitstel van vertrek te verlenen op basis van dezelfde medische klachten, doet hier niet aan af. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de aangevoerde omstandigheden niet ten onrechte niet zo bijzonder heeft geacht dat hij op grond daarvan had moeten overgaan tot verlening van een verblijfsvergunning.
Hoorplicht
9. Het beroep namens eiseres op schending van de hoorplicht slaagt niet. Met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht kan verweerder van het horen slechts afzien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de gronden van bezwaar geen aanleiding hoeven zien voor de conclusie dat een hoorzitting tot een ander standpunt zou kunnen leiden. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond is. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de ABRvS van 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1918) leidt de rechtbank reeds niet tot een ander oordeel, omdat die uitspraak ziet op een heel ander feitencomplex.
Overig
10. Ook hetgeen verder is aangevoerd leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.