ECLI:NL:RBDHA:2023:2675

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
9178818 EL 21-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomsten tussen eisers en Dexia Nederland B.V.

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2023, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. De zaak betreft effectenleaseovereenkomsten die eisers hebben afgesloten met Dexia, waarbij zij stellen dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door hen als cliënt te accepteren zonder dat de tussenpersoon, Top Investments B.V., over de benodigde vergunning beschikte. Eisers vorderen onder andere een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd zijn. Dexia voert verweer en doet een tegenvordering. De kantonrechter oordeelt dat er voldoende causaal verband is tussen de schade van eisers en de onrechtmatige daad van Dexia. De rechter stelt vast dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en dat eisers schade hebben geleden door betaalde termijnen en restschuld. De vorderingen van eisers worden toegewezen, en Dexia wordt veroordeeld tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van Dexia in reconventie worden afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan eisers, en de rechter verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Leiden
Zaaknummer: 9178818 EL 21-18
vonnis van de kantonrechter d.d. 2 februari 2023,
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2. [eiser 2]
beiden wonende [plaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces.
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.,
Partijen worden hierna [eisers] en Dexia genoemd.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 april 2021;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de incidentele conclusie inzake vordering tot inzage ex artikel 843a Rv tevens houdende conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident tevens houdende conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens houdende een wijziging van eis;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
  • de rolmededeling van 16 juni 2022;
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia van 24 november 2022;
  • de antwoord akte van [eisers] van 22 december 2022.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten2.1 Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.

2.2
[eisers] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop [eisers] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contract 1]
10-08-1999
Capital Effect
240 mnd
€ 10.820,64
II.
[contract 2]
28-10-1999
Profit Effect
120 mnd
€ 14.964,33
III.
[contract 3]
19-12-2000
Profit Effect
120 mnd
€ 14.784,15
2.3
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
03-11-2006
€ 588,48
nvt
II.
21-06-2006
- € 3.596,17
Nee
III.
17-05-2006
- € 6.189,96
Nee
2.4
Volgens opgave van Dexia heeft [eisers] op grond van de leaseovereenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 11.577,77 aan maandtermijnen betaald. De restschuld is niet door [eisers] voldaan. Wel is er een bedrag van € 109,53 aan dividendopbrengsten verrekend met de openstaande restschuld.
heeft een totaalbedrag van € 1.756,65 aan dividenden uitgekeerd gekregen.
2.5
De gemachtigde van [eisers] , Leaseproces, heeft bij brieven van 7 november 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
2.6
[eisers] heeft door middel van een zogenaamde ‘opt-out verklaring’ aangegeven niet gebonden te willen zijn aan de door het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde Duisenberg-regeling.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1
[eisers] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident:
1. Dexia zal veroordelen om aan [eisers] een afschrift te verstrekken van de aanvraagformulieren ten aanzien van de overeenkomsten met nummer [contract 2] en [contract 3] ;
in de hoofdzaak:2. 2. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eisers] van al datgene dat [eisers] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. voor recht zal verklaren dat [eisers] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eisers] ,
6. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten:
1. [eisers] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.181,18, te vermeerderen met de wettelijke rente terzake overeenkomst [contract 2] over € 758,29 en
terzake overeenkomst [contract 3] over € 1.422,89, telkens vanaf 17 november 2005;
2. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eisers] gesloten overeenkomsten met nummers [contract 1] , [contract 2] en [contract 3] aan al haar
verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eisers] verschuldigd is;
3. [eisers] zal veroordelen in de kosten van het geding, zowel in conventie als in reconventie.
3.3
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

4.1
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eisers]
4.2
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eisers] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eisers] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5
[eisers] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Top Investments B.V. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7 De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eisers] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eisers] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eisers] Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eisers] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eisers] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8
[eisers] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“In deze zaak gaat het om [eisers] die - op advies van een financieel adviseur van Top
Investments B.V., [de adviseur] (hierna te noemen: 'de adviseur') ­ een Capital Effect overeenkomst en twee Profit Effect overeenkomsten bij Bank Labouchere heeft afgesloten.
[eisers] had een winkel in [plaats] voor lingerie en badkleding en de adviseur kwam als klant in de winkel van [eisers] binnen. Al snel begon ze te vertellen dat ze als financieel adviseur werkte en dat ze kon bemiddelen in het afsluiten van interessante financiële producten. [eisers] had wel interesse om hier meer over te weten te komen. De adviseur heeft haar visitekaartje bij [eisers] achtergelaten (productie B). Vervolgens is de adviseur nogmaals langsgekomen om te informeren naar de financiële situatie en de financiële wensen van [eisers] heeft met de adviseur gesproken over de wens om vermogen op te bouwen voor zijn oudedagsvoorziening. De adviseur gaf aan dat zij een geschikt product had voor [eisers] en adviseerde om een Capital Effect overeenkomst af te sluiten. Volgens de adviseur zou [eisers] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [eisers] een mooi bedrag voor zijn oudedagsvoorziening zou opbouwen. De adviseur had rekenvoorbeelden bij zich waarmee zij liet zien welke rendementen behaald zouden worden met het Capital Effect product. In de rekenvoorbeelden werden verschillende scenario's uitgewerkt, maar zelfs bij het meest pessimistische scenario zou [eisers] een positief rendement behalen, en dus een mooi bedrag aan vermogen opbouwen. Daarnaast stelde de adviseur dat belegd zou worden in
zeer betrouwbare fondsen van sterke Nederlandse bedrijven. Vervolgens is door de adviseur het aanvraagformulier ingevuld, en deze is door de adviseur naar de bank verstuurd. Op advies van de adviseur zou het Capital Effect op naam van [eisers] gezet worden, en de inleg voor de overeenkomst zou uit spaargeld voldaan kunnen worden.
Een paar maanden later kwam de adviseur nogmaals bij [eisers] langs in zijn winkel. [eisers] zat nog steeds in dezelfde financiële situatie en had dezelfde wensen. De adviseur was hier uiteraard ook van op de hoogte. De adviseur adviseerde [eisers] om nog een aandelenleasecontract af te sluiten bij Bank Labouchere. Op deze manier zou [eisers] zijn oudedagsvoorziening nog beter kunnen regelen. Dit keer adviseerde de adviseur om een Profit Effect overeenkomst af te sluiten met een vooruitbetaling. De inleg voor de overeenkomst zou uit spaargeld betaald kunnen worden.
Ongeveer een jaar later is de adviseur nogmaals bij [eisers] in de winkel langsgekomen om te kijken hoe het met hem ging en of hij interesse had om nog een product afte sluiten.
[eisers] had inmiddels weer een klein bedrag gespaard, en volgens de adviseur zou hij er goed aan doen om dit in een Profit Effect overeenkomst te steken, zodat hij meer vermogen op zou bouwen voor zijn oudedagsvoorziening. De adviseur heeft in al die keren dat zij bij [eisers] in de winkel is langsgekomen niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Door de meerdere bezoeken van de adviseur ontstond een vertrouwensrelatie tussen [eisers] en de adviseur. Zo heeft zij er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een lening (de effectenleaseovereenkomst) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon
ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomsten.
[eisers] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. [eisers] heeft dan ook een Capital Effect en twee Profit Effect overeenkomsten afgesloten. De adviseur heeft geadviseerd om het Capital Effect op naam van [eiser 1] te zetten, en de Profit Effect overeenkomsten op naam van [eiser 2] .
Voor het ondertekenen van de overeenkomsten is de adviseur alle drie de keren in persoon
langsgekomen bij [eisers] Vervolgens zijn de overeenkomsten door de adviseur naar Bank Labouchere gestuurd.”
4.9
[eisers] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier ten aanzien van het Capital Effect d.d. 9 augustus 1999, waarop bij “kantoor” is ingevuld
“Top Investments BV”en bij “adviseur” “
[de adviseur]”. Verder is als ATP-nummer “
[-]” ingevuld. Uit de faxregel kan worden afgeleid dat het formulier is verzonden vanuit Top Investments B.V.;
- een kopie van de overeenkomsten, voorzien van het adviseursnummer [-] – Top Invenstments B.V.;
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van Top Investments B.V. en de naam van [de adviseur] ;
- een uittreksel KvK, waarin als bedrijfsomschrijving van Top Investements B.V. is genoteerd “
Het adviseren over en bemiddelen in verzekeringen, hypotheken, pensioenen, spaarprodukten, financieringen en bancaire zaken etc." ;
-een brief van 31 augustus 1999 op briefpapier van Top Investments B.V., gericht aan een anonieme ontvanger, betreffende een afspraakbevestiging, waarin te lezen is:
“(…)
Top Investments is gespecialiseerd in belastingvrij sparen, bedrijfssparen, pensioenen en
hypotheken en zijn volledig onafhankelijk en werkt samen met de grootste Nederlandse
banken en verzekerings- maatschappijen. Ons advies is uiteraard kosteloos en geheel vrijblijvend.
Wij stellen het zeer op prijs dat u ons in de gelegenheid stelt om u inzicht te geven over de
mogelijkheden en een voorstel met u te bespreken wat geheel afgestemd is op uw persoonlijke situatie.”.
4.1
Met deze stukken, in onderlinge samenhang bezien, heeft [eisers] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eisers] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen.
In elk geval staat voldoende vast dat sprake is geweest van meerdere bezoeken door de tussenpersoon aan [eisers] Voor zover Dexia stelt dat niet zeker is dat het visitekaartje daadwerkelijk aan [eisers] is overhandigd (en niet uit een ‘voorraad’ van Leaseproces komt) kan zij daarin niet worden gevolgd. Het aanvraagformulier ten aanzien van het Capital Effect draagt ook de naam van deze adviseur van Top Investements B.V. en het daarop gestelde ATP-nummer komt overeen met de ATP-nummers op de overeenkomsten, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat zij persoonlijk contact heeft gehad met [eisers] en daarbij haar visitekaartje overhandigd heeft. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eisers]
Hoewel de brief van 31 augustus 1999 niet gericht is aan [eisers] , geeft deze wel weer hoe Top Investments B.V. destijds te werk ging en dat zij op de persoon adviseerde.
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eisers] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11
[eisers] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eisers] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen.
4.12
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eisers] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomsten met [eisers] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomsten is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met [eisers] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eisers] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13 Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eisers] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eisers] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eisers] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eisers] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eisers]4.14 De door [eisers] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld door [eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15
De als gevolg hiervan door [eisers] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eisers] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). De wettelijke rente wordt, als onvoldoende bestreden, toegewezen over het bedrag aan schadevergoeding voor zover deze nog door Dexia verschuldigd is. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16
Gelet op het voorgaande ligt de door [eisers] gevorderde verklaring voor recht dat hij de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is, eveneens voor toewijzing gereed.
4.17
De andere door [eisers] aangevoerde gronden behoeven, gelet op het voorgaande, geen nadere bespreking.
incidentele vordering [eisers]
4.18
Nu Dexia stelt niet (meer) over de aanvraagformulieren ten aanzien van de Profit Effect-overeenkomsten te beschikken, aanknopingspunten ontbreken dat deze stelling onjuist is, en [eisers] niet heeft aangevoerd welk belang zij nog heeft bij toewijzing van een vordering waaraan niet voldaan kan worden, zal de incidentele vordering worden afgewezen.
vordering Dexia
4.19
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
Proceskosten4.20 Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.21
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eisers] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eisers] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.22
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie5.1 verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld door [eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2
verklaart voor recht dat [eisers] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.3
veroordeelt Dexia om aan [eisers] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.4
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eisers] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 103,83
b. griffierecht € 85,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00(2,5 x tarief € 264,00)
€ 848,83,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis,
5.5
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eisers] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis,
5.6
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8
wijst de vorderingen af,
5.9
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisers] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M.W. van der Veen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.