ECLI:NL:RBDHA:2023:2519
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van minderjarige eiser en interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige eiser. De eiser, die onbegeleid naar Nederland was gekomen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had echter besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 24 januari 2023 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij voerde aan dat hij als minderjarige recht had op internationale bescherming in Nederland, ongeacht het feit dat hij een broer in Duitsland had. Eiser stelde dat hij geen goede relatie met zijn broer had en dat hij niet bij hem wilde wonen. De rechtbank overwoog dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was en dat Duitsland als verantwoordelijke lidstaat moest worden aangemerkt. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat zijn overdracht naar Duitsland zou leiden tot een schending van zijn rechten.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser had niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een overdracht naar Duitsland onredelijk zouden maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiser zich in Duitsland kon beklagen bij de autoriteiten als hij problemen zou ondervinden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 31 januari 2023.