ECLI:NL:RBDHA:2023:2505

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
NL22.26208
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, had op 24 september 2022 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser al op 10 mei 2017 internationale bescherming had gekregen in Roemenië. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 februari 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat eiser zich onmiddellijk naar Roemenië moest begeven, aangezien er geen bewijs was dat de Roemeense autoriteiten eiser niet konden of wilden beschermen. Eiser voerde aan dat hij in Roemenië geen toegang had tot noodzakelijke voorzieningen en dat zijn correcties en aanvullingen op het gehoorrapport niet voldoende waren meegewogen. De rechtbank oordeelde echter dat de correcties en aanvullingen wel degelijk waren betrokken bij het bestreden besluit en dat eiser niet had aangetoond dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was.

De rechtbank concludeerde dat de situatie voor statushouders in Roemenië, hoewel minder gunstig dan in Nederland, niet zodanig was dat er geen sprake was van een fundamenteel beschermingsbeleid. Eiser had niet aangetoond dat hij niet opnieuw onderdak zou kunnen krijgen of dat hij niet in zijn eigen rechten kon voorzien. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26208

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

ProcesverloopBij besluit van 21 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Y. E-Rramdani. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben. Op 24 september 2022 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Uit onderzoek in het Eurodac-systeem is namelijk gebleken dat aan eiser op 10 mei 2017 al internationale bescherming is verleend door de autoriteiten van Roemenië. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat de Roemeense autoriteiten eiser niet kunnen of willen beschermen, zodat eiser zich onmiddellijk weer naar Roemenië moet begeven.
3. Eiser voert daartegen het volgende aan. Verweerder heeft bij het uitbrengen van het voornemen tot niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag te weinig gewicht toegekend aan de correcties en aanvullingen op het gehoorrapport. Weliswaar had eiser een verblijfsstatus in Roemenië, hij kreeg echter geen toegang tot de nodige voorzieningen zoals huisvesting, arbeid, een bankrekening, financiële steun en andere en hulp van de autoriteiten. Eiser wijst hierbij op het door hem overgelegde
proces-verbal de evacuarevan 1 augustus 2017 en het rapport ‘Country Report: Romania. 2021 update’ van AIDA. Verder heeft verweerder ten onrechte bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat eiser internationale bescherming heeft in Roemenië. Evenmin is in geschil dat eiser weer tot Roemenië zal worden toegelaten. In het dossier bevindt zich een brief van de Roemeense autoriteiten van 12 januari 2023 waarin dit wordt bevestigd.
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser niet in zijn belangen is geschaad doordat zijn correcties en aanvullingen niet bij het opstellen van het voornemen zijn betrokken. Deze zijn namelijk alsnog betrokken bij het opstellen van het bestreden besluit. Gesteld noch gebleken is dat dit niet op juiste wijze zou zijn gebeurd.
6. Verweerder mag er in beginsel van uitgaan dat de autoriteiten van Roemenië hun internationale verplichtingen ten aanzien van personen aan wie zij internationale bescherming hebben verleend nakomen (het interstatelijk vertrouwensbeginsel). Dit is recentelijk in de jurisprudentie bevestigd. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:442, 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:473, en 15 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2359. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat niet langer van dit uitgangspunt zou kunnen worden uitgegaan. Hierin is eiser gelet op het navolgende niet geslaagd.
7. Eisers verklaringen over de door hem ondervonden moeilijkheden in Roemenië zijn door verweerder kenbaar bij het bestreden besluit betrokken. Deze verklaringen brengen niet mee dat ten aanzien van Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zou kunnen worden uitgegaan. Dat eiser uit de opvang voor asielzoekers is verwijderd, betekent niet dat hij als statushouder niet op andere wijze onderdak zou kunnen krijgen. Uit het door eiser overgelegde
proces-verbal de evacuareblijkt dat hij uit een huurwoning is verwijderd omdat hij zijn huur niet heeft betaald. Dit betekent niet dat hij niet opnieuw een woning zou kunnen krijgen. Hierbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser heeft verklaard dat hij zich weliswaar tot de immigratiedienst heeft gewend voor hulp, maar niet tot de organisaties waarnaar hij vervolgens werd doorverwezen. Van eiser mag als statushouder worden verwacht dat hij zelf zijn rechten in Roemenië effectueert en voor zover nodig de hulp in roept van de daartoe geëigende instanties. Dit geldt ook voor het zoeken naar werk en financiële steun.
8. Ten aanzien van het door eiser aangehaalde AIDA-rapport heeft verweerder mogen overwegen dat hieruit weliswaar blijkt dat de situatie voor statushouders in Roemenië minder gunstig is dan in Nederland, maar dat geen sprake is van onverschilligheid van de Roemeense autoriteiten ten opzichte van statushouders en dat statushouders, evenals staatsburgers, volgens de wet recht hebben op toegang tot werk, gezondheidszorg, sociale huisvesting, onderwijs en sociale voorzieningen. Ter zitting heeft eiser nog gewezen op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 3 februari 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:545. Deze uitspraak gaat over de positie van Dublinclaimanten in Roemenië en ziet in zoverre niet op de situatie van eiser. Anders dan eiser heeft aangevoerd, kan uit deze uitspraak niet worden afgeleid dat er in Roemenië geen sprake is van een fundamenteel beschermingsbeleid. Deze uitspraak kan eiser dan ook niet baten.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.