ECLI:NL:RBDHA:2023:2431

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
NL22.25976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en de verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening met betrekking tot Polen en de positie van LHBTI

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, vertegenwoordigd door mr. G. Tuenter, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aanvroeg. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.S. van den Anker, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen in het geding is en dat zij als LHBTI-persoon in Polen risico loopt op discriminatie en geweld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 januari 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank overwoog dat de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke macht onder druk staat, maar dat dit op zichzelf niet voldoende is om aan te nemen dat eiseres niet veilig naar Polen kan worden teruggestuurd. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over de situatie van LHBTI in Polen en haar persoonlijke omstandigheden, waaronder medische klachten, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen individuele risicofactoren zijn die een reëel gevaar voor eiseres zouden opleveren bij terugkeer naar Polen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie in Polen niet zodanig is dat eiseres een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de Staatssecretaris niet gehouden was de asielaanvraag aan zich te trekken. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 januari 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25976
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V Nummer]

(gemachtigde: mr. G. Tuenter),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.S. van den Anker).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.25977, op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen F.C. Thiel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om overname gedaan. Polen heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiseres voert aan dat de rechterlijke macht in Polen niet onafhankelijk is. Daarnaast voert eiseres aan dat de situatie van LHBTI in Polen ernstig is. Ook heeft eiseres medische en psychische klachten. Deze omstandigheden, in samenhang gezien, maken dat eiseres niet aan Polen kan worden overgedragen. Eiseres verwijst naar een uitspraak van deze
rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 29 juli 20211, waarin deze combinatie van factoren reden waren voor de rechtbank het beroep gegrond te verklaren.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 29 juli 2021, waar eiseres naar verwijst, heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waartegen beroep is ingesteld. Dit beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem (MK) op 1 juli 20222 ongegrond verklaard. De rechtbank verenigt zich met deze uitspraak.
Rechterlijke macht in Polen
4. Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in de uitspraak van 2 juni 20223 geconcludeerd dat niet aannemelijk is gemaakt, en ook op andere wijze niet is gebleken, dat Polen en daarmee ook de rechterlijke macht zich – afgezien van de pushbacks aan de buitengrenzen – op dit moment niet houdt aan de bepalingen van het EU-asielrecht en de waarborgen die daaruit voortvloeien. Over de rechterlijke macht in het bijzonder heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat de vreemdeling geen toegang heeft tot de rechter en evenmin dat het voor Poolse rechters onmogelijk of uiterst moeilijk is om in vreemdelingrechtelijke zaken onafhankelijk en/of onpartijdig recht te spreken dan wel dat zij dit niet zouden doen of dat de Poolse tuchtkamer hen nadien maatregelen hebben opgelegd. De rechtbank volgt deze uitspraak en de overwegingen waarop zij berust.
5. De rechtbank overweegt verder dat verweerder erkent dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen ernstig onder druk staat. De rechtbank is echter met verweerder van oordeel dat dit punt op zichzelf nog niet maakt dat in het geval van eiseres niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen. Het reële gevaar op schending van het recht op een eerlijk proces moet in de concrete zaak aan de hand van individuele risicofactoren bepaald worden en daaruit moet volgen dat juist het proces van deze betrokkene zal worden beïnvloed.4
LHBTI in Polen
6. Ten aanzien van de positie van LHBTI in Polen voert eiseres aan dat er beleid wordt gevoerd vanuit de Poolse overheid die anti-LHBTI is. Dit is terug te zien in LHBTI- vrije zones en intimidatie van LHBTI-activisten. Eiseres heeft zorgen over de rechten van leden van de LHBTI-gemeenschap in Polen en heeft ter illustratie verwezen naar een artikel van OneWorld, ‘Homohaat in Polen: Ze zei dat mensen als ik moesten worden opgesloten’, van 16 juni 2022 en naar het rapport van Amnesty International "They treated us like criminals" van juli 2022 over de positie van LHBTI-activisten in Polen.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel uit de algemene informatie volgt dat de positie van LHBTI in Polen zorgelijk is, is het de rechtbank niet gebleken dat LHBTI in Polen het slachtoffer worden van stelselmatige, wetmatige discriminatie of geweld van overheidswege of van anderen waartegen de Poolse autoriteiten geen enkele bescherming bieden en waardoor zij niet of moeilijk op maatschappelijk en sociaal terrein kunnen
2 Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem (MK) van 1 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6488.
4 Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem (MK) van 1 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6488, r.o. 8.3.
functioneren. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem (MK) van 1 juli 2022, rechtsoverwegingen 11.1 tot en met 11.3.
8. De rechtbank ziet daarom in de positie van de LHBTI in Polen onvoldoende reden om aan te nemen dat de seksuele geaardheid van eiseres een individuele risicofactor is als bedoeld onder rechtsoverweging 5. De eigen ervaringen van eiseres in Polen, dat ze te maken heeft gehad met discriminatie, maken dit niet anders.
Persoonlijke omstandigheden
9. Eiseres voert aan dat zij is gediagnostiseerd met PTSS en een depressieve stoornis, wat ze heeft onderbouwd met een medisch stuk. Ze is kwetsbaar en loopt een risico op traumatisering bij overdracht aan Polen. Van eiseres kan niet verwacht worden dat zij haar rechten in Polen effectueert, dit is voor haar te lastig.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat medische zorg voor eiseres beschikbaar is. Eiseres heeft geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat het verkrijgen van medische zorg voor haar niet mogelijk is. Voor zover eiseres met haar medische omstandigheden een beroep doet op het arrest C.K.5, is zij hierin niet geslaagd. Niet is gebleken dat sprake is van een ernstige mentale of lichamelijke aandoening waarbij de overdracht een reëel en bewezen risico zou inhouden op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand van eiseres. Hoewel de voornoemde persoonlijke omstandigheden van eiseres zorgelijk zijn, is dit onvoldoende reden om aan te nemen dat dit een individuele risicofactor is als bedoeld onder rechtsoverweging 5.
Tussenconclusie
11. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de situatie zoals die momenteel in Polen is, een reëel risico oplevert dat eiseres in Polen een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling. Er is in de specifieke zaak van eiseres ook geen sprake van (een combinatie van) individuele risicofactoren die maken dat er een reëel gevaar bestaat dat zij, in een eventuele Poolse gerechtelijke procedure, geen onafhankelijk rechterlijk oordeel zal krijgen. Ook overigens is niet aannemelijk gemaakt dat er ernstige, op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat eiseres in Polen een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het EU Handvest. Verweerder mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit gaan dat Polen zijn verdragsverplichtingen nakomt, ook ten aanzien van eiseres.
Artikel 17 van de Dublinverordening
12. De rechtbank overweegt verder dat de verweerder in het door eiseres aangevoerde omstandigheden redelijkerwijs geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. Ook niet als alle omstandigheden in samenhang worden bekeken. Hoewel het invoelbaar is dat eiseres niet terug wil naar Polen, maakt dit niet dat verweerder haar asielaanvraag aan zich behoorde te trekken. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Het beroep is ongegrond.
5 Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017, C.K. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 januari 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.