ECLI:NL:RBDHA:2023:2431
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en de verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening met betrekking tot Polen en de positie van LHBTI
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, vertegenwoordigd door mr. G. Tuenter, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aanvroeg. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.S. van den Anker, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen in het geding is en dat zij als LHBTI-persoon in Polen risico loopt op discriminatie en geweld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 januari 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank overwoog dat de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke macht onder druk staat, maar dat dit op zichzelf niet voldoende is om aan te nemen dat eiseres niet veilig naar Polen kan worden teruggestuurd. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over de situatie van LHBTI in Polen en haar persoonlijke omstandigheden, waaronder medische klachten, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen individuele risicofactoren zijn die een reëel gevaar voor eiseres zouden opleveren bij terugkeer naar Polen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie in Polen niet zodanig is dat eiseres een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de Staatssecretaris niet gehouden was de asielaanvraag aan zich te trekken. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 januari 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.