3.4.Eiser heeft een opvolgende asielaanvraag ingediend op 21 juli 2021. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat de familiekwestie voortduurt en weerslag heeft gehad op de gezondheid van zijn directe familieleden. Eiser heeft verklaard dat zijn oudste broer is overleden aan een hartinfarct, dat zijn moeder een infarct heeft gehad en in shock verkeerd en dat zijn jongere broer is gescheiden. Eiser heeft verder verklaard dat hij sinds zijn 19e (2001) geregeld is verhoord door veiligheidsdiensten en bij inreis in Jordanië uit Palestina in 2007 lang is vastgehouden en verhoord. Tot slot heeft eiser de verklaring herhaald dat dit geen reden heeft gevormd voor zijn vertrek.
Bestreden besluit en beroepsgronden
4. Verweerder heeft de opvolgende asielaanvraag niet ontvankelijk verklaard en aan eiser een inreisverbod opgelegd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen die tot een andere conclusie leiden dan is gegeven in het besluit van 21 april 2021. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
5. Eiser heeft in beroep, onder inlassing van zijn zienswijze, gesteld dat zijn argumenten in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel zijn verworpen. Verder heeft eiser aangevoerd dat in het bestreden besluit is tegemoetgekomen aan de zienswijze, omdat is toegegeven dat in de eerdere asielprocedure niet expliciet is ingegaan op eisers verklaringen over de verhoren sinds 2001 en de vasthouding in 2007. Reeds hierom kan volgens eiser het door verweerder in het voornemen ingenomen standpunt geen stand houden.
6. De rechtbank ziet, in wat eiser heeft aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat de motivering van het bestreden besluit geen stand kan houden. Eiser heeft zijn stelling dat het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel zijn geschonden, niet onderbouwd. Verweerder is het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op eisers zienswijze. De enkele herhaling van de zienswijze in beroep, zonder toelichting op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, leidt niet tot de vernietiging van het bestreden besluit.Wat eiser tot slot voor het overige heeft aangevoerd, vormt naar het oordeel van de rechtbank evenmin een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen die leiden tot een andere beslissing dan is gegeven in het besluit van 21 april 2021. Evenmin is de rechtbank gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 83.0a van de Vw 2000 die maken dat de rechtbank het bestreden besluit desondanks moet toetsen als ware het de afwijzing van een eerste aanvraag.
8. De opvolgende asielaanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft een inreisverbod kunnen opleggen, op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Voor een nadere proceskostenveroordeling in het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit, bestaat geen aanleiding.