ECLI:NL:RBDHA:2023:22190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
NL23.16629 en NL23.16230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van het Dublin-systeem met betrekking tot Frankrijk

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en haar verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 27 juni 2023 op zitting behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk in de Arabische taal.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. De rechtbank wijst verder het verzoek om een voorlopige voorziening af. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, en op grond van de Dublinverordening mag verweerder een asielaanvraag niet in behandeling nemen als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan, waarop Frankrijk niet tijdig heeft gereageerd, wat gelijk staat aan het aanvaarden van het verzoek.

Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat, en dat de opvangvoorzieningen in Frankrijk ontoereikend zijn. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De rechtbank concludeert dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden, waaronder haar medische klachten en de aanwezigheid van haar familie in Nederland, onvoldoende zijn om het asielverzoek van eiseres aan zich te trekken. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 2.511,00, en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.16229 (beroep) en NL23.16230 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres),

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en haar verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. D. van Elp, de waarnemer van de gemachtigde van eiseres, [tolk] als tolk in de Arabische taal en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. De rechtbank wijst verder het verzoek om een voorlopige voorziening af. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Op grond van de Dublinverordening [1] neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
5. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Daartoe betoogt zij dat de opvangvoorzieningen in Frankrijk ontoereikend zijn, zodat zij vreest niet de opvang te zullen krijgen die zij nodig heeft. Verder wijst zij erop dat kwaliteit van de tolken in Frankrijk onvoldoende is. Ter onderbouwing van haar betoog wijst eiseres op het AIDA-landenrapport over Frankrijk van april 2022 [3] , een artikel van Wynia’s Week van 3 september 2022 [4] en een artikel van de Groene Amsterdammer van 30 maart 2022 [5] . Zij wijst verder op het arrest van het EHRM [6] in de zaak van MK e.a. tegen Frankrijk [7] , waaruit volgt dat de Franse autoriteiten geen gevolg hebben gegeven aan een rechterlijk bevel tot verschaffing van noodopvang aan asielzoekers. Op de zitting heeft eiseres nog op het AIDA-landenrapport over Frankrijk van mei 2023, waaruit zou volgen dat Dublinterugkeerders gemiddeld 45 dagen moeten wachten voordat zij toegang krijgen tot opvangvoorzieningen.
6.1
Verweerder mag in beginsel ten opzichte van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM [8] , het Vluchtelingenverdrag [9] en het Unierecht zullen behandelen. Dat verweerder hierop kan vertrouwen volgt ook uit jurisprudentie [10] van de Afdeling [11] . Eiseres moet aannemelijk maken dat verweerder niet uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat kan als eiseres met concrete aanwijzingen aannemelijk maakt de tekortkomingen in de asielprocedure, opvang of medische zorg in Frankrijk structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, zoals bedoeld in het arrest Jawo. [12]
6.2
Eiseres is naar het oordeel van de rechtbank daar niet in geslaagd. De landeninformatie die eiseres heeft overgelegd toont geen wezenlijk ander beeld dan uit de informatie die de Afdeling al heeft beoordeeld naar voren komt. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat het arrest MK, waarnaar eiseres heeft verwezen, een enkel geval betreft dat niet maakt dat sprake is van structurele tekortkomingen. Daarbij komt dat de Franse autoriteiten met het claimakkoord garanderen eiseres in overeenstemming te zullen behandelen met de internationale verplichtingen. Bij voorkomende problemen daarmee moet eiseres zich beklagen bij de (hogere) autoriteiten in Frankrijk.
6.3
Het voorgaande doet er echter niet aan af dat eiseres in de zienswijze heeft aangevoerd dat uit het AIDA-landenrapport volgt dat de kwaliteit van de tolken in Frankrijk onvoldoende is en verweerder daar ten onrechte niet kenbaar op is ingegaan. Het bestreden besluit bevat daarom een gebrek. Naar het oordeel van de rechtbank is deze stelling van eiseres echter onvoldoende om ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan, nu daarmee de drempel van het arrest Jawo niet wordt bereikt. Eiseres is daarom niet door het gebrek benadeeld en daarom passeert de rechtbank dit.
6.4
Voor zover eiseres aanvoert dat zij vanwege haar leeftijd en medische klachten bijzonder kwetsbaar is en dat de overdracht daarom in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest, heeft eiseres die stelling in beroep niet onderbouwd, zodat dat betoog al daarom niet slaagt. Daarnaast is onvoldoende onderbouwd dat verweerder voor wat betreft bijzonder kwetsbare personen ten aanzien van Frankrijk niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan.
6.5
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Medische omstandigheden en familie in Nederland
7. Eiseres voert verder aan dat de overdracht van een onevenredige hardheid zou getuigen. Daartoe betoogt zij dat zij een hoge leeftijd heeft, aan meerdere gezondheidsproblemen lijdt en haar kinderen in Nederland wonen. Ter onderbouwing van haar betoog wijst zij op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 10 mei 2023 [13] . Verweerder heeft de door eiseres aangevoerde omstandigheden onvoldoende betrokken bij de besluitvorming.
8.1
Verweerder neemt de asielaanvraag op grond van artikel 3, tweede lid, en artikel 17 van de Dublinverordening, in samenhang bezien met het beleid in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000, voor zover hier van belang, in behandeling als er concrete aanwijzingen zijn dat de verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt of als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling van een onevenredige hardheid getuigt.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder – anders dan eiseres stelt – de door eiseres aangevoerde omstandigheden voldoende heeft betrokken bij de besluitvorming. Zo heeft verweerder op p. 6-9 van het bestreden besluit de medische klachten van eiseres en haar familie in Nederland besproken en zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat die omstandigheden niet maken dat verweerder het asielverzoek van eiseres aan zich moet trekken. Voor zover eiseres aanvoert dat zij geen vangnet meer heeft in Frankrijk omdat de band met haar familieleden aldaar is verbroken, heeft verweerder – hoewel dat betreurenswaardig is – naar het oordeel van de rechtbank daarin geen aanleiding hoeven zien om het asielverzoek van eiseres aan zich te trekken. Dit geldt te meer nu eiseres niet heeft onderbouwd dat zij afhankelijk was van haar familie in Frankrijk en verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet heeft onderbouwd dat zij in Nederland familieleden heeft waar zij van afhankelijk is. De rechtbank heeft begrip voor de wens van eiseres om bij haar kinderen in Nederland te blijven. Dublinverordening is echter niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een gezinslid kan worden verkregen. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en aan Frankrijk overgedragen mag worden.
10. Omdat met deze uitspraak op het beroep is beslist is een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.
11. Omdat er een gebrek kleeft aan de besluitvorming veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verzoek om een voorlopige voorziening en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.511,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Faulborn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak op het beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.https://asylumineurope.org/wp-content/uploads/2022/04/AIDA-FR_2021update.pdf.
4.https://www.wyniasweek.nl/heel-gewoon-in-frankrijk-asielzoekers-op-straat/.
5.https://www.groene.nl/artikel/het-franse-asielbeleid-meet-met-twee-maten.
6.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
7.Arrest van 8 december 2022, EHRM:ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD003434918.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
10.Uitspraken van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1256, en 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:715.
11.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
12.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2018.
13.Zaaknummer NL23.9970.