ECLI:NL:RBDHA:2023:21970

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
22/7306
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting ondanks medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, die zijn auto had geparkeerd zonder de vereiste parkeerbelasting te voldoen, betoogde dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd vanwege de medische situatie van zijn ex-partner. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de auto pas 19 minuten na het parkeren was aangemeld voor een bezoekersvergunning. De rechtbank stelde vast dat eiser niet had voldaan aan de voorwaarden voor het parkeren met een vergunning, aangezien de aanmelding niet tijdig had plaatsgevonden. Eiser had zijn ex-partner gebeld om de aanmelding te doen, maar de aanmelding vond pas plaats na de controle door de gemeente. De rechtbank benadrukte dat parkeerbelasting onmiddellijk verschuldigd is bij aanvang van het parkeren en dat er geen sprake was van overmacht in deze situatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat persoonlijke omstandigheden in principe geen rol spelen bij de verplichting tot het betalen van parkeerbelasting. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/7306

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

22 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 7 oktober 2022 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2023.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 13 juli 2022 om 17:25 uur stond de auto van eiser met kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd aan de [adres] te [plaats]. Deze locatie is door de burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar op die datum en dat tijdstip alleen mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen voldoening van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en geen geldige parkeervergunning was aangemeld. Vanwege deze constatering is aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) van € 68,50 opgelegd, bestaande uit € 2 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten voor de naheffingsaanslag. Om 17:44 uur is de auto voor een bezoekersvergunning aangemeld.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiser verzoekt om vernietiging van de naheffingsaanslag omdat het, mede gelet op de medische situatie van zijn ex-partner, op zijn minst redelijk is om aan te nemen dat geen sprake is geweest van opzet maar van overmacht. Op het onder 1 genoemde moment was eiser op bezoek bij zijn ex-partner, die ongeneeslijk ziek is, om haar boodschappen te brengen. Eiser stelt dat hij, zoals gebruikelijk, zijn ex-partner belde toen hij had geparkeerd zodat zij de auto kon aanmelden voor haar bezoekersvergunning. Vervolgens heeft eiser toen hij binnen was aan zijn ex-partner gevraagd of de aanmelding was gelukt, omdat zij nogal eens storingen heeft met internet/wifi. Toen bleek dat de auto niet was aangemeld, heeft de ex-partner dit om 17:44 uur alsnog gedaan.
5. Volgens de gebruiksvoorwaarden die aan het kenteken-parkeren voor bezoekers zijn verbonden, dient het kenteken van het voertuig van de bezoeker aangemeld te zijn.
Het aan- en afmelden kan via de website (www.denhaag.nl/parkeren). Op het moment van de naheffingsaanslag was de auto niet aangemeld. Eiser heeft dan ook niet voldaan aan de voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden. Er is dan geen sprake van parkeren met een vergunning. [1]
6. Parkeerbelasting is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren en dient onverwijld te worden voldaan. Het is daarbij vaste jurisprudentie dat een belastingplichtige wel een, afhankelijk van de omstandigheden, redelijke tijd moet worden gegund voor het verrichten van de handelingen die voor het betalen van de parkeerbelasting nodig zijn (de zogenoemde uitvoeringshandelingen). Hetzelfde heeft te gelden voor het parkeren met een bezoekersvergunning. Aan het begrip ‘uitvoeringshandelingen’ moet een strikte uitleg worden gegeven. Het moet namelijk gaan om handelingen waaruit blijkt dat een aanvang wordt gemaakt met het betalen van parkeerbelasting. [2] De uitvoeringshandelingen moeten voorts onverwijld nadat de auto is geparkeerd worden gestart en voortgezet.
7. Tussen de controle en het aanmelden van de auto zijn 19 minuten verstreken. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij al even binnen was toen hij aan de ex-partner vroeg of de aanmelding was gelukt. Gelet op het voorgaande, kan niet worden geoordeeld dat eiser (en zijn ex-partner) bij voortduring bezig zijn geweest met uitvoeringshandelingen. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.
8. Voor zover eiser heeft verzocht om coulance, heeft verweerder gesteld in de onderhavige omstandigheden geen aanleiding te zien de naheffingsaanslag te vernietigen. Nu toepassing van de hardheidsclausule van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet aan de beoordeling van de rechtbank is onderworpen, kan de rechter niet anders dan verweerder hierin volgen.
9. Parkeerbelasting is voorts een zogenoemde objectieve belasting, waarbij opzet en schuld geen rol spelen en in beginsel geen rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden. Slechts in bijzondere gevallen kan strikte naleving van de regels met betrekking tot de verschuldigdheid van parkeerbelasting redelijkerwijs niet van de parkeerder worden gevergd (zogenoemde overmacht). Van overmacht is in dit geval geen sprake.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.G. Scholten rechter, in aanwezigheid van
mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Hoge Raad van 17 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3336.
2.Hoge Raad 28 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU5160.