Overwegingen
1. Op 13 juli 2022 om 17:25 uur stond de auto van eiser met kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd aan de [adres] te [plaats]. Deze locatie is door de burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar op die datum en dat tijdstip alleen mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen voldoening van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en geen geldige parkeervergunning was aangemeld. Vanwege deze constatering is aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) van € 68,50 opgelegd, bestaande uit € 2 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten voor de naheffingsaanslag. Om 17:44 uur is de auto voor een bezoekersvergunning aangemeld.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiser verzoekt om vernietiging van de naheffingsaanslag omdat het, mede gelet op de medische situatie van zijn ex-partner, op zijn minst redelijk is om aan te nemen dat geen sprake is geweest van opzet maar van overmacht. Op het onder 1 genoemde moment was eiser op bezoek bij zijn ex-partner, die ongeneeslijk ziek is, om haar boodschappen te brengen. Eiser stelt dat hij, zoals gebruikelijk, zijn ex-partner belde toen hij had geparkeerd zodat zij de auto kon aanmelden voor haar bezoekersvergunning. Vervolgens heeft eiser toen hij binnen was aan zijn ex-partner gevraagd of de aanmelding was gelukt, omdat zij nogal eens storingen heeft met internet/wifi. Toen bleek dat de auto niet was aangemeld, heeft de ex-partner dit om 17:44 uur alsnog gedaan.
5. Volgens de gebruiksvoorwaarden die aan het kenteken-parkeren voor bezoekers zijn verbonden, dient het kenteken van het voertuig van de bezoeker aangemeld te zijn.
Het aan- en afmelden kan via de website (www.denhaag.nl/parkeren). Op het moment van de naheffingsaanslag was de auto niet aangemeld. Eiser heeft dan ook niet voldaan aan de voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden. Er is dan geen sprake van parkeren met een vergunning.
6. Parkeerbelasting is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren en dient onverwijld te worden voldaan. Het is daarbij vaste jurisprudentie dat een belastingplichtige wel een, afhankelijk van de omstandigheden, redelijke tijd moet worden gegund voor het verrichten van de handelingen die voor het betalen van de parkeerbelasting nodig zijn (de zogenoemde uitvoeringshandelingen). Hetzelfde heeft te gelden voor het parkeren met een bezoekersvergunning. Aan het begrip ‘uitvoeringshandelingen’ moet een strikte uitleg worden gegeven. Het moet namelijk gaan om handelingen waaruit blijkt dat een aanvang wordt gemaakt met het betalen van parkeerbelasting.De uitvoeringshandelingen moeten voorts onverwijld nadat de auto is geparkeerd worden gestart en voortgezet.
7. Tussen de controle en het aanmelden van de auto zijn 19 minuten verstreken. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij al even binnen was toen hij aan de ex-partner vroeg of de aanmelding was gelukt. Gelet op het voorgaande, kan niet worden geoordeeld dat eiser (en zijn ex-partner) bij voortduring bezig zijn geweest met uitvoeringshandelingen. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.
8. Voor zover eiser heeft verzocht om coulance, heeft verweerder gesteld in de onderhavige omstandigheden geen aanleiding te zien de naheffingsaanslag te vernietigen. Nu toepassing van de hardheidsclausule van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet aan de beoordeling van de rechtbank is onderworpen, kan de rechter niet anders dan verweerder hierin volgen.
9. Parkeerbelasting is voorts een zogenoemde objectieve belasting, waarbij opzet en schuld geen rol spelen en in beginsel geen rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden. Slechts in bijzondere gevallen kan strikte naleving van de regels met betrekking tot de verschuldigdheid van parkeerbelasting redelijkerwijs niet van de parkeerder worden gevergd (zogenoemde overmacht). Van overmacht is in dit geval geen sprake.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.G. Scholten rechter, in aanwezigheid van
mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.
Afschrift verzonden aan partijen op: