ECLI:NL:RBDHA:2023:21967

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
10214020 MB VERZ 22-4238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van feitcode en toekenning proceskostenvergoeding in administratieve sanctiezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 november 2023 uitspraak gedaan in een administratieve sanctiezaak. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong van Adviesbureau Skandara, had beroep ingesteld tegen een opgelegde boete van € 159,00 voor het onterecht gebruik maken van een busbaan op 4 januari 2022. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 20 oktober 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de gemachtigde van betrokkene was niet verschenen.

De kantonrechter overwoog dat de sanctie aan de kentekenhouder was opgelegd, omdat de verbalisant geen reële mogelijkheid had om de bestuurder ter plaatse staande te houden. De verklaring van de verbalisant werd als voldoende bewijs beschouwd voor de gedraging. Echter, na het bekijken van de locatie via Google Maps, concludeerde de kantonrechter dat de gedraging niet onder feitcode R622 viel, maar onder R622A, omdat de busbaan met het woord 'lijnbus' was aangeduid.

De kantonrechter heeft de feitcode gewijzigd en het sanctiebedrag verlaagd naar € 150,-. Tevens werd betrokkene gedeeltelijk in het gelijk gesteld, wat leidde tot een proceskostenvergoeding van € 433,13. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: 246736517
Registratienummer team straf: 10214020 MB VERZ 22-4238
Uitspraakdatum : 3 november 2023
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
wonende te: [adres]
, nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 oktober 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

Aan betrokkene wordt het verwijt gemaakt dat op 4 januari 2022 met het voertuig met het kenteken [kenteken] op de Calandstraat te ’s-Gravenhage anders dan met een lijnbus of autobus gebruik is gemaakt van een busbaan of strook aangeduid met ‘bus’, terwijl betrokkene toen de kentekenhouder van dit voertuig was.
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd van € 159,00, inclusief administratiekosten.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift aangevoerd dat:
  • uit de verklaring van de verbalisant niet blijkt of de busbaan werd aangeduid met ‘bus’. Dat is van belang nu indien de busbaan met bebording is aangegeven een lager sanctiebedrag van toepassing is (feitcode R599A);
  • wordt verzocht het lagere sanctiebedrag van € 100,- toe te passen nu niet valt in te zien waarom het bedrag verschilt indien sprake is van een bord of een markering op de weg;
  • betrokkene ten onrechte niet staande is gehouden;
  • er een proceskostenvergoeding wordt verzocht.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft meegedeeld de beslissing waarvan beroep is ingesteld, evenals de verwerping van de bezwaren van betrokkene, te handhaven. Ter zitting is daar nog aan toegevoegd dat verzocht wordt de feitcode te wijzigen naar R622A nu de busbaan wordt aangeduid met een strook met daarop het woord ‘lijnbus’. Het sanctiebedrag is hetzelfde en betrokkene wordt hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De kantonrechter heeft vervolgens op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen.
Het beroep is tijdig ingediend en er is zekerheid gesteld voor de betaling van de boete dus het beroep is ontvankelijk.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12 oktober 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8983).
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Ik zag dat betrokkene gebruik maakte van de busbaan.(..)
Reden geen staandehouding: Ik verbalisant was op de bike, kon geen stopteken meer geven.”
Artikel 5 Wahv houdt in - voor zover hier van belang - dat de administratieve sanctie wordt opgelegd aan de kentekenhouder, indien niet aanstonds is vastgesteld wie de bestuurder is van het motorvoertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat de sanctie aan de bestuurder van het motorvoertuig dient te worden opgelegd ingeval zich een reële mogelijkheid voordoet tot staandehouding van die bestuurder. In deze zaak blijkt uit het dossier dat de verbalisant geen reële mogelijkheid had om de bestuurder ter plaatse staande te houden.
De verbalisant bevond zich ten tijde van de waarneming op een fiets, terwijl het voertuig van betrokkene reed. De verbalisant kon ook geen stopteken geven. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan. De sanctie mocht daarom aan betrokkene als kentekenhouder worden opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd of in het dossier, geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft de pleeglocatie echter middels Google Maps bekeken en heeft geconstateerd dat sprake is van een busbaan met daarop het woord ‘lijnbus’. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de gedraging met feitcode R622 is verricht, maar wel dat de gedraging met feitcode R622A is verricht.
Deze gedraging staat naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voldoende vast en rechtvaardigt de opgelegde boete. Er zijn ook geen feiten of omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot matiging van de opgelegde boete.
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter de feitcode en de omschrijving van de gedraging in deze zaak zal wijzigen in “R622A - als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met: “lijnbus”. Het sanctiebedrag bedraagt eveneens € 150,-. Niet gebleken is dat betrokkene door deze wijziging in enig belang wordt geschaad.
De omstandigheid dat ook sprake is van een bord F13 en dat de verbalisant mogelijk ook een sanctie voor de gedraging met feitcode R599A had kunnen opleggen brengt niet mee dat hij in het onderhavige geval niet een sanctie heeft kunnen opleggen voor het gebruik maken van een busbaan. De verbalisant heeft op dit punt een discretionaire bevoegdheid. Niet kan worden geoordeeld dat de verbalisant niet in redelijkheid tot oplegging van deze sanctie heeft kunnen komen. De kantonrechter ziet derhalve ook geen aanleiding om de feitcode te wijzigen in R599A.
De feitcode wordt gewijzigd, maar het sanctiebedrag blijft gelijk. Aangezien betrokkene dus gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, wordt een proceskostenvergoeding toegekend.
Aan het indienen van het administratief beroepschrift bij de officier van justitie (1 punt), de (telefonische) hoorzitting (0,5 punt) en het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter (1 punt) dienen in totaal 2,5 punt te worden toegekend. De waarde per punt voor wat betreft de fase administratief beroep bedraagt per 1 januari 2023 € 597,-, de waarde per punt voor wat betreft de fase bij de kantonrechter bedraagt per 1 januari 2023 € 837,-.
Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toegepast. De kantonrechter ziet geen aanleiding om wegingsfactor 0,5 toe te passen en verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank van 21 september 2023, met vindplaats ECLI:NL:RBDHA:2023:14204.
Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van (1,5 x 597 x 0,25) + (1 x 837 x 0,25) = € 223,88 + € 209,25 = € 433,13.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat als feitcode en omschrijving van de gedraging wordt vermeld: “R622A” en “als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met: “lijnbus”;
- veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, ter hoogte van € 433,13.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.F. Holtrop, kantonrechter, bijgestaan door
mr. K.Z. Zeeman, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.