3.5.1Is de verdachte de gebruiker geweest van de SkyECC-accounts [SkyECC-account 1] , [SkyECC-account 2] , [SkyECC-account 3] en [SkyECC-account 4] ?
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte de gebruiker is
geweest van de SkyECC-accounts [SkyECC-account 4] , [SkyECC-account 2] , [SkyECC-account 3] en [SkyECC-account 1] . Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de processen-verbaal waarin de identificatie van de gebruiker van deze accounts is gerelateerd. Weliswaar heeft de verbalisant die deze processen-verbalen heeft opgemaakt zijn kennis en zijn informatie gehaald uit andere bronnen en processen-verbaal, maar de rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat wat deze verbalisant heeft gerelateerd onjuist of onvolledig zou zijn. De rechtbank neemt de genoemde processen-verbaal dan ook tot uitgangspunt bij de verdere beoordeling van de bewijsmiddelen.
Uit deze processen-verbaal blijkt dat voornoemde accounts (nagenoeg) opeenvolgend, dan wel gelijktijdig in gebruik zijn geweest. Zij waren actief:
- [SkyECC-account 4] van 9 december 2019 tot en met 7 november 2020;
- [SkyECC-account 2] van 6 mei 2020 tot en met 29 augustus 2020;
- [SkyECC-account 3] van 29 mei 2020 tot en met 3 december 2020;
- [SkyECC-account 1] van 20 november 2020 tot en met 5 maart 2021.
Met betrekking tot de gebruiker van voornoemde accounts worden in de processen-verbaal waarin de politie de identificatie van de gebruiker van deze accounts heeft gerelateerd, meerdere feiten en omstandigheden genoemd die te herleiden zijn tot de verdachte. De rechtbank wijst in dit verband met name op het volgende.
Op 27 februari 2021 werd door de inzet van een technisch hulpmiddel vastgesteld dat de mobiele telefoon, waarvan [SkyECC-account 1] gebruik maakte, zich bevond in de woning aan het [adres 2] . De verdachte heeft verklaard dat hij sinds mei 2019 in deze woning verbleef. Verder heeft [SkyECC-account 1] op 16 februari 2021 in een SkyECC-bericht gemeld dat hij een nieuw Marokkaans identiteitsbewijs moest aanvragen, omdat zijn identiteitskaart tijdens een inval in beslag werd genomen. Dat komt overeen met het feit dat op 30 november 2020, in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek, een doorzoeking in de woning aan het [adres 2] heeft plaatsgevonden, waarbij het legitimatiebewijs van de verdachte in beslag is genomen. De verdachte heeft zelf ook verklaard dat tijdens een doorzoeking zijn Marokkaans identiteitsbewijs in beslag was genomen.
Het SkyECC-account [SkyECC-account 2] is gekoppeld aan drie IMEI-nummers. Uit de gevorderde verkeersgegevens blijkt dat alle drie de IMEI-nummers gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd het meest gebruik maakten van het basisstation aan het [adres 3] . Dit basisstation heeft de woning aan het [adres 2] binnen zijn bereik. Ook het IMEI-nummer waaraan het SkyECC-account [SkyECC-account 4] is gekoppeld, maakte in de voor de nachtrust bestemde tijd het meest gebruik van het basisstation aan het [adres 3] .
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen over wat de verbalisant heeft gerelateerd over de zendmasten en de zendrichting van voornoemd basisstation. De verbalisant heeft aan de hand van een visuele weergave gedetailleerd gerelateerd hoe hij tot zijn conclusies is gekomen. De verweren van de raadsman hieromtrent worden dan ook verworpen.
In berichten van het SkyECC-account [SkyECC-account 2] van 21 en 23 juli 2020 schrijft de gebruiker van dit account dat hij al veertien maanden niet stond ingeschreven in Nederland en dat hij ‘alles had weggezet’ naar Duitsland. Dat spoort met gegevens van de Basisregistratie Personen waaruit blijkt dat de verdachte zich sinds 12 mei 2019 heeft uitgeschreven in Nederland. De verdachte zelf heeft ook verklaard dat hij zich op een gegeven moment had uitgeschreven in Nederland en dat hij een adres in Duitsland had.
Ook hebben de gebruikers van de SkyECC-accounts [SkyECC-account 2] en [SkyECC-account 3] in 2020 in hun berichten geschreven over chemotherapie en Prednison. De verdachte heeft verklaard dat hij in 2019 een auto-immuunziekte kreeg en dat hij daarvoor verschillende medicijnen, waaronder Prednison, voorgeschreven heeft gekregen. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij chemotherapie heeft gehad.
Tevens heeft [SkyECC-account 3] , net als [SkyECC-account 2] , als gebruikersnaam “ [naam 2] ” of een variant
daarop, gebruikt. Op 29 augustus 2020 heeft [SkyECC-account 3] het bericht gestuurd “ [naam 2] my
old sky”, hetgeen duidt op voortgezet gebruik door dezelfde gebruiker.
De gebruiker van het SkyECC-account [SkyECC-account 4] heeft in maart en april 2020 berichten gestuurd over een operatie en een handicap. De verdachte werd op 7 april 2020 door de politie gecontroleerd en toen heeft hij verklaard dat hij aan zijn linkerschouder was geopereerd. De verdachte heeft verklaard dat hij in 2020 een schouderoperatie heeft gehad.
Op grond van het vorenstaande – in onderlinge samenhang bezien – staat voor de rechtbank vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van de SkyECC-accounts [SkyECC-account 4] , [SkyECC-account 2] , [SkyECC-account 3] en [SkyECC-account 1] . Bij de verdere bespreking van de bewijsmiddelen zal de rechtbank de gebruiker van deze accounts dan ook ‘de verdachte’ noemen.
3.5.2Algemene overwegingen met betrekking tot de SkyECC-berichten
De raadsman heeft bij pleidooi kritiek geuit op de wijze waarop de SkyECC-berichten aan het dossier zijn gevoegd. Het bewijs tegen de verdachte is volgens de raadsman afkomstig uit één bron, te weten een door de verbalisanten gemaakte en onvolledige selectie van de SkyECC-berichten, waarbij met name ten aanzien van de feiten 1 en 2 ontlastende berichten niet aan het dossier zijn gevoegd. Om die reden mogen de chatberichten in het dossier niet tot het bewijs worden gebezigd.
De rechtbank overweegt het volgende. Tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de door de politie gemaakte selectie en gegeven interpretatie van de SkyECC-berichten met betrekking tot feit 1 (en in mindere mate ook ten aanzien van feit 2) geen volledige weergave van de gevoerde gesprekken is geweest. In een aanvullend proces-verbaal heeft de betreffende verbalisant daarover uitleg gegeven. Hoewel de rechtbank met de verdediging van oordeel is dat de selectie van de berichten op deze onderdelen onzorgvuldig is geweest, is niet gebleken dat sprake is geweest van het doelbewust weglaten van ontlastend bewijsmateriaal uit het dossier. Het is aan de politie en de officier van justitie om het dossier samen te stellen, waarbij zij een afweging maken welke bewijsmiddelen – in dit geval: welke SkyECC-berichten – in belastende of ontlastende zin relevant zijn voor de beoordeling van de ten laste gelegde feiten. Dat deze selectie van bewijsmiddelen, zoals in iedere strafzaak, beperkt en onvolledig is, is niet onbegrijpelijk. Gelet op de omvang van de datasets is het ook ondoenlijk om alle SkyECC-berichten uit de datasets aan het dossier toe te voegen in de vorm van een proces-verbaal. Bovendien beschikken de verdediging en de rechtbank over de volledige dataset, zodat de inhoud van de processen-verbaal op juistheid kan worden gecontroleerd.
De rechtbank zal, aan de hand van de door de politie en de officier van justitie gemaakte selectie aan SkyECC-berichten die in het dossier aanwezig zijn, kritisch beoordelen of de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, maar ziet geen reden om deze berichten van het bewijs uit te sluiten. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
3.5.3Welke strafrechtelijk verweten gedragingen blijken uit de chats?
Ten aanzien van feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 eerste cumulatief/alternatief niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Uit de SkyECC-berichten blijkt dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 11 maart 2020 tot en met 26 september 2020 in de groepschats [chat 1] en [chat 10] met een aantal mensen intensief contact heeft gehad. In deze chats werd informatie uitgewisseld over de prijs en de beschikbaarheid en over transporten. Ook werd er gesproken over internationale transportlijnen en smokkelmethodes via de boot of via het vliegtuig. In de groepschat [chat 10] werd uitgebreid gesproken over het versturen van een testzending.
In beide chats werd gesproken over onder andere “stuks”, “geblokt”, “bakken”, “boot”, “uithalers”, “Rotterdam”, “Antwerpen”, “koffers”, “cargo”, namen van internationale transportbedrijven en verschillende plaatsen of landen in Midden- en Zuid-Amerika. Gelet op de gebruikte begrippen en de context waarbinnen de gesprekken hebben plaatsgevonden, concludeert de rechtbank dat het hier gaat om cocaïne.
De verdachte had ook een significante en wezenlijke bijdrage in beide groepchats. Niet alleen was hij deelnemer aan de chats, wat mogelijk al voldoende is om tot de conclusie te komen dat sprake is van een nauwe en een bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere deelnemers aan de groepschats, maar de verdachte heeft ook actief deelgenomen aan de chats. In de groepschat [chat 1] heeft de verdachte gevraagd of de mensen waarover de gebruiker van het SkyECC-account [SkyECC-account 5] het heeft, al eerder gewerkt hebben. Verder heeft de verdachte doorgegeven dat [SkyECC-account 5] vanwege het tijdsverschil beter in de middag kan mailen, want dan is “hij” wakker. Ook heeft de verdachte gevraagd of de wisselaar de “pap” (de rechtbank begrijpt: het geld) in Barcelona kan afgeven in plaats van in Madrid. Ook in de groepschat [chat 10] heeft de verdachte actief aan de chat deelgenomen, met name vanaf het moment dat de gps-tracker van de testzending niet bleek te werken.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de verdachte, samen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van de internationale handel in cocaïne. Het verweer dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger, wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 13 januari 2020 in de groepschats [chat 3] en [chat 4] uitvoerig en intensief contact heeft gehad met een aantal mensen over het transport met een ‘sprinter’. Een van de gespreksdeelnemers stuurde een foto van een kaart met daarop de Belgische plaats Bornem. Ook werd gesproken over een ‘stash’ waarmee wordt gereden en over een ‘loods’ waar kennelijk iets moest worden gehaald of gebracht.
Op 13 januari 2020 is omstreeks 9:30 uur in een loods aan de [adres 4] een Mercedes Sprinter met een Nederlands kenteken aangetroffen. In een verborgen ruimte werden 95 blokken cocaïne aangetroffen.
De rechtbank concludeert hieruit dat de genoemde groepsgesprekken zagen op de partij cocaïne die in de Mercedes Sprinter is aangetroffen. Dat is echter onvoldoende om de onder 2 primair tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde poging tot invoer van cocaïne binnen het grondgebied van Nederland bewezen te verklaren. Uit de SkyECC-berichten of uit de andere bewijsmiddelen kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat Nederland de eindbestemming was van deze partij cocaïne. Het enkele feit dat de Mercedes Sprinter was voorzien van een Nederlands kenteken is hiervoor onvoldoende. De verdachte zal daarom van het onder 2 primair eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte door het deelnemen aan deze gesprekken het vervoer van cocaïne heeft voorbereid, zodat het onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Dat de SkyECC-berichten gingen over het vervoeren van een partij hasj en niet over de aangetroffen partij cocaïne in Bornem, acht de rechtbank niet aannemelijk. Weliswaar is op 9 januari 2020 een bericht gestuurd over het ophalen van ‘asis’ (wat ‘hasj’ zou kunnen betekenen), maar uit het vervolg van de berichten blijkt dat dit op dinsdag zou plaatsvinden (de rechtbank begrijpt: op 14 januari 2020), terwijl de transportbewegingen rond de loods in Bornem zich op maandag 13 januari 2020 afspeelden. Uit het gesprek blijkt op geen enkele manier dat ‘asis’ en de loods in Bornem iets met elkaar te maken hebben. De verweren van de raadsman hieromtrent worden dan ook verworpen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte, samen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van het vervoeren van ongeveer 95 kilo cocaïne.
Ten aanzien van feit 3
Uit de SkyECC-berichten blijkt dat de verdachte in de periode van 1 april 2020 tot en met 28 juli 2020 in de groepschats [chat 5] , [chat 6] en [chat 7] met een aantal mensen intensief contact heeft gehad over de uitvoer van cocaïne vanuit Nederland naar Turkije. Uit de SkyECC-berichten in de groepschat [chat 6] blijkt dat op 15 april 2020 een partij cocaïne van 27 kilo naar Turkije is gegaan. De verdachte was nauw betrokken bij het ophalen en wegbrengen van deze partij cocaïne. Uit de SkyECC-berichten blijkt ook dat deze partij cocaïne daadwerkelijk is aangekomen in Turkije. Immers, op 8 mei 2020 wordt aan de verdachte bericht dat de persoon in Turkije erg blij is met de kwaliteit. Er wordt verder op 9 mei 2020 aan de verdachte meegedeeld dat een tweede partij van 28 kilo is vertrokken. Tevens wordt er op 15 mei 2020 gevraagd of de eerste partij van 27 kilo reeds is verkocht. Op 19 mei 2020 wordt bevestigd dat de partij van 28 kilo cocaïne de Turkse grens over is en dat ze morgen gaan lossen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van (in ieder geval) 55 kilo cocaïne vanuit Nederland naar Turkije en dat hierbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen. Het verweer dat de verdachte slechts betrokkenheid had bij het wegbrengen van de 27 kilo cocaïne, wordt dan ook verworpen.
De verdachte heeft daarnaast in de periode van 1 april 2020 tot en met 28 juli 2020 in de groepschats [chat 5] , [chat 6] en [chat 7] contact gehad met verschillende personen, en contact gehad met de gebruiker van het SkyECC-account [sky 1] . In deze chats werden informatie uitgewisseld over de prijs, de beschikbaarheid en het transporteren van cocaïne. Ook werd er gesproken over internationale transportlijnen en smokkelmethodes naar Turkije.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte, samen met anderen, voorbereidingshandelingen heet gepleegd ten aanzien van het vervoeren en de uitvoer van cocaïne.
De rechtbank acht daarom het onder 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief wettig en overtuigend bewezen, waarbij sprake is van gedeeltelijke eendaadse samenloop omdat ook de uitgevoerde partijen cocaïne in de chatgesprekken zijn voorbereid.
Ten aanzien van feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 eerste cumulatief/alternatief niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
De verdachte heeft in de periode van 1 april 2020 tot en met 26 februari 2021 in verschillende groepschats, onder meer in de groepchat [chat 8] , contact gehad met verschillende personen, onder wie de gebruikers van de SkyECC-accounts [SkyECC-account 6] , [skyECc-account 7] en [sky 1] . In deze chats werd informatie uitgewisseld over de prijs en de beschikbaarheid van cocaïne en methamfetamine. Ook werd in de groepschat [chat 9] informatie uitgewisseld over voertuigen voor het vervoeren en het bewaren van cocaïne.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte, samen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van de handel in cocaïne en methamfetamine.
De rechtbank acht daarom het onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.