ECLI:NL:RBDHA:2023:21893

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
09.066048.22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grootschalige en internationale handel in cocaïne in georganiseerd verband

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de grootschalige en internationale handel in cocaïne in georganiseerd verband. De verdachte, geboren in 1982 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het opzettelijk invoeren, voorbereiden en verhandelen van cocaïne en methamfetamine. Het bewijs voor de beschuldigingen was voornamelijk gebaseerd op SkyECC-berichten, waarin de verdachte actief deelnam aan groepschats waarin informatie over de prijs, beschikbaarheid en transport van cocaïne werd uitgewisseld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de invoer en uitvoer van cocaïne, en dat hij betrokken was bij de handel in deze verdovende middelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van tien jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van acht jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank benadrukte de ontwrichtende invloed van georganiseerde drugshandel op de samenleving en de noodzaak om zware straffen op te leggen om anderen te ontmoedigen zich met dergelijke criminaliteit in te laten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/066048-22
Datum uitspraak: 14 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
BRP-adres: [adres 1] , [woonplaats] ),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 22 augustus 2022, 18 november 2022, 21 november 2022, 13 februari 2023, 9 mei 2023 (alle pro forma), 9 juni 2023 en 31 augustus 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. C.W. Flokstra naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 31 augustus 2023 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 juni 2023 - ten laste gelegd dat:
1.
(invoer cocaïne)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 maart 2020 tot en met 26 september 2020 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en/of
(voorbereiding invoer cocaïne)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 maart 2020 tot en met 26 september 2020 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), met meerdere personen
- inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid van cocaïne en/of inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid en/of het gebruik van transportlijnen en/of dekladingen (onder meer in groepschats [chat 1] en/of [chat 2] );
2.
(invoer cocaïne België)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 januari 2020 tot en met 13 januari 2020
via/te België (Bornem),
althans Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van
Nederland (viaBelgië
)heeft gebracht, ongeveer 190 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
en/of
(poging invoer cocaïne Nederland)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 januari 2020 tot en 13 januari 2020 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, en/of te België, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 190 kilogram cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, hebbende/zijnde hij en/of zijn mededader(s) naar Bornem (België) gereden, richting een plaats waar cocaïne lag opgeslagen met het doel om die cocaïne op te halen en/of het transport daarvan te begeleiden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(voorbereiding invoer cocaïne Nederland)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 januari 2020 tot en met 13 januari 2020 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, en/of te België, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 190 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), met meerdere personen
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt en/of een of meer bespreking(en) en/of ontmoetingen gehad met zijn/hun mededader(s) over een plaats waar cocaïne lag opgeslagen met het doel om die cocaïne op te halen en/of het transport daarvan te begeleiden (onder meer in groepschats [chat 3] en/of [chat 4] );
3.
(uitvoer cocaïne)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 28 juli 2020 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, heeft gebracht
(telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en/of
(voorbereiding uitvoer cocaïne)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 28 juli 2020 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s)
- inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid van cocaïne en/of contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt en/of een of meer bespreking(en) en/of ontmoetingen gehad met zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het uitvoeren en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne (onder meer in groepschats [chat 5] , [chat 6] en/of [chat 7] en/of met Sky-gebruiker [sky 1] );
4.
(handel/aanwezig hebben cocaïne/methamfetamine)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 26 februari 2021 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
methamfetamine, zijnde cocaïne en/of methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
en/of
(voorbereiding handel/aanwezig hebben cocaïne/methamfetamine)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 26 februari 2021 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk aanwezig hebben van (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of cocaïne, zijnde methamfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s)
- inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid van cocaïne en/of methamfetamine (onder meer in groepschat [chat 8] en/of met Sky-gebruikers [sky 2] en/of [sky 3] en/of [sky 1] ) en/of
- inlichtingen uitgewisseld over voertuigen bestemd voor het vervoer en/of bewaren van cocaïne (onder meer in groepschat in [chat 9] ).

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
De zaak tegen de verdachte is onderdeel van een strafrechtelijk onderzoek, genaamd Sago.
Uit SkyECC-berichten uit het [onderzoek 1] , die aan het [onderzoek 2] ter beschikking werden gesteld, is het vermoeden ontstaan dat de verdachte zich schuldig zou maken aan internationale drugshandel in georganiseerd verband, waarbij hij verschillende malen een grote hoeveelheid cocaïne Nederland heeft ingevoerd, dan wel uitgevoerd, dan wel dat hij in diverse SkyECC-chatgroepen informatie heeft uitgewisseld met betrekking tot de (internationale) handel in cocaïne en methamfetamine. De verdachte zou deel uitmaken van de organisatie van zijn broer [naam 1] . [naam 1] is volgens de politie vermoedelijk de leider die de organisatie vanuit het buitenland aanstuurt via diverse versleutelde communicatiediensten.
De verdachte wordt – samengevat – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
- het medeplegen van invoer van cocaïne in Nederland in de periode van 11 maart 2020 tot en met 26 september 2020 en/of het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (feit 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief);
- het medeplegen van invoer van cocaïne in Nederland via België in de periode van 9 januari 2020 tot en met 13 januari 2020 en/of een poging daartoe (feit 2 primair eerste en tweede cumulatief/alternatief), dan wel het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van het vervoeren en het invoeren van cocaïne (feit 2 subsidiair);
- het medeplegen van uitvoer van cocaïne in de periode van 1 april 2020 tot en met 28 juli 2020 en/of het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (feit 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief);
- het medeplegen van handel in cocaïne en methamfetamine, dan wel het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (feit 4 eerste en tweede cumulatief/alternatief).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 primair eerste cumulatief/alternatief, 3 tweede cumulatief/alternatief en 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde en dat het onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 primair tweede cumulatief/alternatief, 3 eerste cumulatief/alternatief en 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Voor zover nodig zal de rechtbank hieronder ingaan op de door de raadsman gevoerde verweren.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
3.5.1
Is de verdachte de gebruiker geweest van de SkyECC-accounts [SkyECC-account 1] , [SkyECC-account 2] , [SkyECC-account 3] en [SkyECC-account 4] ?
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte de gebruiker is
geweest van de SkyECC-accounts [SkyECC-account 4] , [SkyECC-account 2] , [SkyECC-account 3] en [SkyECC-account 1] . Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de processen-verbaal waarin de identificatie van de gebruiker van deze accounts is gerelateerd. Weliswaar heeft de verbalisant die deze processen-verbalen heeft opgemaakt zijn kennis en zijn informatie gehaald uit andere bronnen en processen-verbaal, maar de rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat wat deze verbalisant heeft gerelateerd onjuist of onvolledig zou zijn. De rechtbank neemt de genoemde processen-verbaal dan ook tot uitgangspunt bij de verdere beoordeling van de bewijsmiddelen.
Uit deze processen-verbaal blijkt dat voornoemde accounts (nagenoeg) opeenvolgend, dan wel gelijktijdig in gebruik zijn geweest. Zij waren actief:
- [SkyECC-account 4] van 9 december 2019 tot en met 7 november 2020;
- [SkyECC-account 2] van 6 mei 2020 tot en met 29 augustus 2020;
- [SkyECC-account 3] van 29 mei 2020 tot en met 3 december 2020;
- [SkyECC-account 1] van 20 november 2020 tot en met 5 maart 2021.
Met betrekking tot de gebruiker van voornoemde accounts worden in de processen-verbaal waarin de politie de identificatie van de gebruiker van deze accounts heeft gerelateerd, meerdere feiten en omstandigheden genoemd die te herleiden zijn tot de verdachte. De rechtbank wijst in dit verband met name op het volgende.
Op 27 februari 2021 werd door de inzet van een technisch hulpmiddel vastgesteld dat de mobiele telefoon, waarvan [SkyECC-account 1] gebruik maakte, zich bevond in de woning aan het [adres 2] . De verdachte heeft verklaard dat hij sinds mei 2019 in deze woning verbleef. Verder heeft [SkyECC-account 1] op 16 februari 2021 in een SkyECC-bericht gemeld dat hij een nieuw Marokkaans identiteitsbewijs moest aanvragen, omdat zijn identiteitskaart tijdens een inval in beslag werd genomen. Dat komt overeen met het feit dat op 30 november 2020, in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek, een doorzoeking in de woning aan het [adres 2] heeft plaatsgevonden, waarbij het legitimatiebewijs van de verdachte in beslag is genomen. De verdachte heeft zelf ook verklaard dat tijdens een doorzoeking zijn Marokkaans identiteitsbewijs in beslag was genomen.
Het SkyECC-account [SkyECC-account 2] is gekoppeld aan drie IMEI-nummers. Uit de gevorderde verkeersgegevens blijkt dat alle drie de IMEI-nummers gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd het meest gebruik maakten van het basisstation aan het [adres 3] . Dit basisstation heeft de woning aan het [adres 2] binnen zijn bereik. Ook het IMEI-nummer waaraan het SkyECC-account [SkyECC-account 4] is gekoppeld, maakte in de voor de nachtrust bestemde tijd het meest gebruik van het basisstation aan het [adres 3] .
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen over wat de verbalisant heeft gerelateerd over de zendmasten en de zendrichting van voornoemd basisstation. De verbalisant heeft aan de hand van een visuele weergave gedetailleerd gerelateerd hoe hij tot zijn conclusies is gekomen. De verweren van de raadsman hieromtrent worden dan ook verworpen.
In berichten van het SkyECC-account [SkyECC-account 2] van 21 en 23 juli 2020 schrijft de gebruiker van dit account dat hij al veertien maanden niet stond ingeschreven in Nederland en dat hij ‘alles had weggezet’ naar Duitsland. Dat spoort met gegevens van de Basisregistratie Personen waaruit blijkt dat de verdachte zich sinds 12 mei 2019 heeft uitgeschreven in Nederland. De verdachte zelf heeft ook verklaard dat hij zich op een gegeven moment had uitgeschreven in Nederland en dat hij een adres in Duitsland had.
Ook hebben de gebruikers van de SkyECC-accounts [SkyECC-account 2] en [SkyECC-account 3] in 2020 in hun berichten geschreven over chemotherapie en Prednison. De verdachte heeft verklaard dat hij in 2019 een auto-immuunziekte kreeg en dat hij daarvoor verschillende medicijnen, waaronder Prednison, voorgeschreven heeft gekregen. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij chemotherapie heeft gehad.
Tevens heeft [SkyECC-account 3] , net als [SkyECC-account 2] , als gebruikersnaam “ [naam 2] ” of een variant
daarop, gebruikt. Op 29 augustus 2020 heeft [SkyECC-account 3] het bericht gestuurd “ [naam 2] my
old sky”, hetgeen duidt op voortgezet gebruik door dezelfde gebruiker.
De gebruiker van het SkyECC-account [SkyECC-account 4] heeft in maart en april 2020 berichten gestuurd over een operatie en een handicap. De verdachte werd op 7 april 2020 door de politie gecontroleerd en toen heeft hij verklaard dat hij aan zijn linkerschouder was geopereerd. De verdachte heeft verklaard dat hij in 2020 een schouderoperatie heeft gehad.
Op grond van het vorenstaande – in onderlinge samenhang bezien – staat voor de rechtbank vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van de SkyECC-accounts [SkyECC-account 4] , [SkyECC-account 2] , [SkyECC-account 3] en [SkyECC-account 1] . Bij de verdere bespreking van de bewijsmiddelen zal de rechtbank de gebruiker van deze accounts dan ook ‘de verdachte’ noemen.
3.5.2
Algemene overwegingen met betrekking tot de SkyECC-berichten
De raadsman heeft bij pleidooi kritiek geuit op de wijze waarop de SkyECC-berichten aan het dossier zijn gevoegd. Het bewijs tegen de verdachte is volgens de raadsman afkomstig uit één bron, te weten een door de verbalisanten gemaakte en onvolledige selectie van de SkyECC-berichten, waarbij met name ten aanzien van de feiten 1 en 2 ontlastende berichten niet aan het dossier zijn gevoegd. Om die reden mogen de chatberichten in het dossier niet tot het bewijs worden gebezigd.
De rechtbank overweegt het volgende. Tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de door de politie gemaakte selectie en gegeven interpretatie van de SkyECC-berichten met betrekking tot feit 1 (en in mindere mate ook ten aanzien van feit 2) geen volledige weergave van de gevoerde gesprekken is geweest. In een aanvullend proces-verbaal heeft de betreffende verbalisant daarover uitleg gegeven. Hoewel de rechtbank met de verdediging van oordeel is dat de selectie van de berichten op deze onderdelen onzorgvuldig is geweest, is niet gebleken dat sprake is geweest van het doelbewust weglaten van ontlastend bewijsmateriaal uit het dossier. Het is aan de politie en de officier van justitie om het dossier samen te stellen, waarbij zij een afweging maken welke bewijsmiddelen – in dit geval: welke SkyECC-berichten – in belastende of ontlastende zin relevant zijn voor de beoordeling van de ten laste gelegde feiten. Dat deze selectie van bewijsmiddelen, zoals in iedere strafzaak, beperkt en onvolledig is, is niet onbegrijpelijk. Gelet op de omvang van de datasets is het ook ondoenlijk om alle SkyECC-berichten uit de datasets aan het dossier toe te voegen in de vorm van een proces-verbaal. Bovendien beschikken de verdediging en de rechtbank over de volledige dataset, zodat de inhoud van de processen-verbaal op juistheid kan worden gecontroleerd.
De rechtbank zal, aan de hand van de door de politie en de officier van justitie gemaakte selectie aan SkyECC-berichten die in het dossier aanwezig zijn, kritisch beoordelen of de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, maar ziet geen reden om deze berichten van het bewijs uit te sluiten. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
3.5.3
Welke strafrechtelijk verweten gedragingen blijken uit de chats?
Ten aanzien van feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 eerste cumulatief/alternatief niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Uit de SkyECC-berichten blijkt dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 11 maart 2020 tot en met 26 september 2020 in de groepschats [chat 1] en [chat 10] met een aantal mensen intensief contact heeft gehad. In deze chats werd informatie uitgewisseld over de prijs en de beschikbaarheid en over transporten. Ook werd er gesproken over internationale transportlijnen en smokkelmethodes via de boot of via het vliegtuig. In de groepschat [chat 10] werd uitgebreid gesproken over het versturen van een testzending.
In beide chats werd gesproken over onder andere “stuks”, “geblokt”, “bakken”, “boot”, “uithalers”, “Rotterdam”, “Antwerpen”, “koffers”, “cargo”, namen van internationale transportbedrijven en verschillende plaatsen of landen in Midden- en Zuid-Amerika. Gelet op de gebruikte begrippen en de context waarbinnen de gesprekken hebben plaatsgevonden, concludeert de rechtbank dat het hier gaat om cocaïne.
De verdachte had ook een significante en wezenlijke bijdrage in beide groepchats. Niet alleen was hij deelnemer aan de chats, wat mogelijk al voldoende is om tot de conclusie te komen dat sprake is van een nauwe en een bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere deelnemers aan de groepschats, maar de verdachte heeft ook actief deelgenomen aan de chats. In de groepschat [chat 1] heeft de verdachte gevraagd of de mensen waarover de gebruiker van het SkyECC-account [SkyECC-account 5] het heeft, al eerder gewerkt hebben. Verder heeft de verdachte doorgegeven dat [SkyECC-account 5] vanwege het tijdsverschil beter in de middag kan mailen, want dan is “hij” wakker. Ook heeft de verdachte gevraagd of de wisselaar de “pap” (de rechtbank begrijpt: het geld) in Barcelona kan afgeven in plaats van in Madrid. Ook in de groepschat [chat 10] heeft de verdachte actief aan de chat deelgenomen, met name vanaf het moment dat de gps-tracker van de testzending niet bleek te werken.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de verdachte, samen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van de internationale handel in cocaïne. Het verweer dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger, wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 13 januari 2020 in de groepschats [chat 3] en [chat 4] uitvoerig en intensief contact heeft gehad met een aantal mensen over het transport met een ‘sprinter’. Een van de gespreksdeelnemers stuurde een foto van een kaart met daarop de Belgische plaats Bornem. Ook werd gesproken over een ‘stash’ waarmee wordt gereden en over een ‘loods’ waar kennelijk iets moest worden gehaald of gebracht.
Op 13 januari 2020 is omstreeks 9:30 uur in een loods aan de [adres 4] een Mercedes Sprinter met een Nederlands kenteken aangetroffen. In een verborgen ruimte werden 95 blokken cocaïne aangetroffen.
De rechtbank concludeert hieruit dat de genoemde groepsgesprekken zagen op de partij cocaïne die in de Mercedes Sprinter is aangetroffen. Dat is echter onvoldoende om de onder 2 primair tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde poging tot invoer van cocaïne binnen het grondgebied van Nederland bewezen te verklaren. Uit de SkyECC-berichten of uit de andere bewijsmiddelen kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat Nederland de eindbestemming was van deze partij cocaïne. Het enkele feit dat de Mercedes Sprinter was voorzien van een Nederlands kenteken is hiervoor onvoldoende. De verdachte zal daarom van het onder 2 primair eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte door het deelnemen aan deze gesprekken het vervoer van cocaïne heeft voorbereid, zodat het onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Dat de SkyECC-berichten gingen over het vervoeren van een partij hasj en niet over de aangetroffen partij cocaïne in Bornem, acht de rechtbank niet aannemelijk. Weliswaar is op 9 januari 2020 een bericht gestuurd over het ophalen van ‘asis’ (wat ‘hasj’ zou kunnen betekenen), maar uit het vervolg van de berichten blijkt dat dit op dinsdag zou plaatsvinden (de rechtbank begrijpt: op 14 januari 2020), terwijl de transportbewegingen rond de loods in Bornem zich op maandag 13 januari 2020 afspeelden. Uit het gesprek blijkt op geen enkele manier dat ‘asis’ en de loods in Bornem iets met elkaar te maken hebben. De verweren van de raadsman hieromtrent worden dan ook verworpen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte, samen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van het vervoeren van ongeveer 95 kilo cocaïne.
Ten aanzien van feit 3
Uit de SkyECC-berichten blijkt dat de verdachte in de periode van 1 april 2020 tot en met 28 juli 2020 in de groepschats [chat 5] , [chat 6] en [chat 7] met een aantal mensen intensief contact heeft gehad over de uitvoer van cocaïne vanuit Nederland naar Turkije. Uit de SkyECC-berichten in de groepschat [chat 6] blijkt dat op 15 april 2020 een partij cocaïne van 27 kilo naar Turkije is gegaan. De verdachte was nauw betrokken bij het ophalen en wegbrengen van deze partij cocaïne. Uit de SkyECC-berichten blijkt ook dat deze partij cocaïne daadwerkelijk is aangekomen in Turkije. Immers, op 8 mei 2020 wordt aan de verdachte bericht dat de persoon in Turkije erg blij is met de kwaliteit. Er wordt verder op 9 mei 2020 aan de verdachte meegedeeld dat een tweede partij van 28 kilo is vertrokken. Tevens wordt er op 15 mei 2020 gevraagd of de eerste partij van 27 kilo reeds is verkocht. Op 19 mei 2020 wordt bevestigd dat de partij van 28 kilo cocaïne de Turkse grens over is en dat ze morgen gaan lossen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van (in ieder geval) 55 kilo cocaïne vanuit Nederland naar Turkije en dat hierbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen. Het verweer dat de verdachte slechts betrokkenheid had bij het wegbrengen van de 27 kilo cocaïne, wordt dan ook verworpen.
De verdachte heeft daarnaast in de periode van 1 april 2020 tot en met 28 juli 2020 in de groepschats [chat 5] , [chat 6] en [chat 7] contact gehad met verschillende personen, en contact gehad met de gebruiker van het SkyECC-account [sky 1] . In deze chats werden informatie uitgewisseld over de prijs, de beschikbaarheid en het transporteren van cocaïne. Ook werd er gesproken over internationale transportlijnen en smokkelmethodes naar Turkije.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte, samen met anderen, voorbereidingshandelingen heet gepleegd ten aanzien van het vervoeren en de uitvoer van cocaïne.
De rechtbank acht daarom het onder 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief wettig en overtuigend bewezen, waarbij sprake is van gedeeltelijke eendaadse samenloop omdat ook de uitgevoerde partijen cocaïne in de chatgesprekken zijn voorbereid.
Ten aanzien van feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 eerste cumulatief/alternatief niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
De verdachte heeft in de periode van 1 april 2020 tot en met 26 februari 2021 in verschillende groepschats, onder meer in de groepchat [chat 8] , contact gehad met verschillende personen, onder wie de gebruikers van de SkyECC-accounts [SkyECC-account 6] , [skyECc-account 7] en [sky 1] . In deze chats werd informatie uitgewisseld over de prijs en de beschikbaarheid van cocaïne en methamfetamine. Ook werd in de groepschat [chat 9] informatie uitgewisseld over voertuigen voor het vervoeren en het bewaren van cocaïne.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte, samen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van de handel in cocaïne en methamfetamine.
De rechtbank acht daarom het onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5.4
Eindconclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 primair eerste en tweede cumulatief/alternatief en 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten.
De rechtbank acht de onder de onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 subsidiair, 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 11 maart 2020 tot en met 26 september 2020 in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, zich
zelfen anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en zijn mededaders met meerdere personen inlichtingen uitgewisseld over de prijs en beschikbaarheid van cocaïne en over de beschikbaarheid en het gebruik van transportlijnen en dekladingen (onder meer in groepschats [chat 1] en [chat 2] );
2.
hij op 13 januari 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren van ongeveer
95kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, zich
zelfen anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en zijn mededaders, met meerdere personen contact onderhouden en informatie uitgewisseld en afspraken gemaakt met zijn mededaders over een plaats waar cocaïne lag opgeslagen met het doel om die cocaïne op te halen en het transport daarvan te begeleiden (onder meer in groepschats [chat 3] en [chat 4] );
3.
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 28 juli 2020 in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 28 juli 2020 in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, zich
zelfen anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en zijn mededaders inlichtingen uitgewisseld over de prijs en beschikbaarheid van cocaïne en contact onderhouden en informatie uitgewisseld en afspraken gemaakt en besprekingen gehad met zijn mededaders met betrekking tot het uitvoeren en vervoeren van die cocaïne (onder meer in groepschats [chat 5] , [chat 6] en [chat 7] en met
SkyECC-gebruiker [sky 1] );
4
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 26 februari 2021 in Nederland, meermalen,
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of cocaïne, zijnde methamfetamine en cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, zich
zelfen anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en zijn mededaders
- inlichtingen uitgewisseld over de prijs en beschikbaarheid van cocaïne en methamfetamine (onder meer in groepschat [chat 8] en met
SkyECC-gebruikers [SkyECC-account 6] en [skyECc-account 7] en [sky 1] ) en
- inlichtingen uitgewisseld over voertuigen bestemd voor het vervoer en bewaren van cocaïne (onder meer in groepschat in [chat 9] ).
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en tot een geldboete van € 70.000,-.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn beperkte rol bij de ten laste gelegde feiten, aan de verdachte een fors lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van ongeveer 55 kilo cocaïne vanuit Nederland naar Turkije. Het gaat dus om een grote partij verdovende middelen met een hoge straatwaarde. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de internationale en grootschalige handel in cocaïne en methamfetamine en het vervoer van circa 95 kilo cocaïne. Dit alles gebeurde in het kader van een georganiseerd verband.
De georganiseerde en grootschalige handel in cocaïne heeft een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaan in deze handel grote sommen geld om, waardoor de financiële belangen van daders vaak groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt (extreem) geweld dikwijls niet geschuwd. Vrijwel alle liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot deze drugshandel.
Van de georganiseerde drugshandel gaat bovendien in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit, zoals het omkopen van douanebeambten of haven- of transportmedewerkers. Boven- en onderwereld raken zodoende steeds meer met elkaar vermengd. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee onze democratische rechtsstaat.
Verder geldt dat een aanzienlijk deel van vermogensdelicten zoals winkeldiefstallen en woninginbraken terug is te leiden tot de behoefte aan drugs bij armlastige gebruikers.
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend dat voor de georganiseerde handel in cocaïne lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. In de eerste plaats dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de verdachte (in)direct aan heeft bijgedragen. In de tweede plaats heeft het opleggen van zware straffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten. Tot slot acht de rechtbank van belang dat het aandeel van de verdachte aanzienlijk is geweest (met name bij de feiten 2 en 3) en dat hij zich hoger in de organisatie bevond dan degenen die de rol van loopjongen of uitvoerder vervullen. Deze laatste personen worden vaker aangehouden door de politie, terwijl de mensen hoger in de organisatie, zoals de verdachte, vaker onder de radar blijven en het risicovolle werk aan een ander over laten.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank verder gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Volgens voornoemde oriëntatiepunten geldt voor alleen de in- of uitvoer van harddrugs van een hoeveelheid van meer dan 20 kilo als uitgangspunt voor de op te leggen straf een gevangenisstraf van meer dan 60 maanden. Als sprake is van in- of uitvoer in georganiseerd verband is het uitgangspunt een gevangenisstraf van meer dan 72 maanden. Voor het vervoer van meer dan 20 kilogram cocaïne geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 50 maanden. Omdat hier sprake is van voorbereidingshandelingen, gaat de rechtbank uit van de helft van het genoemde uitgangspunt.
Alles overwegende, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren opleggen. Die straf is lager dan door de officier justitie geëist, omdat de rechtbank minder feiten bewezen heeft verklaard dan door de officier van justitie geëist en omdat dit beter aansluit bij de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezinssituatie, het tijdverloop sinds de bewezenverklaarde feiten en zijn blanco strafblad zijn door de rechtbank bij de strafoplegging betrokken. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat onder feit 3 sprake is van een gedeeltelijke eendaadse samenloop (vgl. HR 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1114).
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast een (hoge) geldboete aan de verdachte op te leggen. De officier van justitie heeft reeds een ontnemingsvordering aangekondigd en een geldboete als vermogensstraf is niet bedoeld als een voorschot op de ontnemingsvordering.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met een conservatoir beslagtitel onder 1 tot en met 9 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard. Zij heeft ook gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met een strafrechtelijk beslagtitel onder 12 genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de goederen op de twee beslaglijsten niet verbeurd te verklaren.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De onder 1 tot en met 9 genoemde voorwerpen op de ‘lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met een conservatoir beslagtitel’ zijn op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafrecht in beslag zijn genomen. Gelet op artikel 353, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering neemt de rechtbank slechts een beslissing over de inbeslaggenomen voorwerpen die op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafrecht in beslag zijn genomen. Een beslagbeslissing van de rechtbank is op dit punt dus niet aan de orde.
De officier van justitie heeft echter gevraagd om – het conservatoir beslag daargelaten – de genoemde voorwerpen verbeurd te verklaren. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad staat een conservatoir beslag niet aan een dergelijke beslissing in de weg (vgl. HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3689). De officier van justitie heeft naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende onderbouwd op welke grond de genoemde voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Daarom zal de vordering worden afgewezen.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met een strafrechtelijk beslagtitel onder 12 genoemde voorwerp. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat deze Crypto Hardware Wallet is gebruikt als virtuele portemonnee bij de handel in verdovende middelen. De stelling hieromtrent in het relaas van het einddossier wordt op geen enkele wijze onderbouwd door de inhoud van de bewijsmiddelen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 primair eerste en tweede cumulatief/alternatief en 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 subsidiair, 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 tweede cumulatief/alternatief
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, zich en een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 subsidiair
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, zich en een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
ten aanzien van feit 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief
eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, zich en een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4 tweede cumulatief/alternatief
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, zich en een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (ACHT) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met een strafrechtelijk beslagtitel onder 12 genoemde voorwerp, te weten:
1 STK Harddisk
Cryptocurrency Hardware Wallet Ledger, Grijs, merk: Ledger S.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 september 2023.