ECLI:NL:RBDHA:2023:21540
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring op grond van artikel 59b Vw; onrechtmatigheid en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 17 november 2023 was genomen. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De maatregel van bewaring werd op 24 november 2023 opgeheven, maar er werd een nieuwe maatregel opgelegd op basis van artikel 59 Vw, die niet ter toetsing voorlag in deze zaak.
De rechtbank beperkte zich tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding, gezien de opheffing van de bewaring. De rechtbank oordeelde dat de onjuiste vermelding van het tolkennummer in de bewaringsmaatregel geen onrechtmatigheid met zich meebracht, omdat eiser niet had aangetoond dat hij door deze fout in zijn belangen was geschaad. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden 3a en 3c, die betrekking hebben op de identiteit en het niet naleven van een terugkeerbesluit, voldoende waren om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen.
Eiser had aangevoerd dat verweerder met een lichter middel had moeten volstaan, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had gesteld dat er geen andere afdoende, minder dwingende maatregelen beschikbaar waren. De rechtbank bevestigde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Oonincx, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier, en werd openbaar gemaakt op 24 januari 2024.