ECLI:NL:RBDHA:2023:21529

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL23.30944
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Congolese vrouw geboren op 15 april 1984, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres was onderworpen aan een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel werd op 16 juni 2023 opgelegd en op 29 september 2023 opgeheven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring vanaf 25 september 2023 onrechtmatig was, omdat de staatssecretaris niet tijdig had gehandeld na een negatief medisch advies van MediFirst, dat op 22 september 2023 was uitgebracht. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel vijf dagen te lang had voortgeduurd, wat resulteerde in een recht op schadevergoeding van € 500,- voor eiseres. Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 837,-.

De rechtbank heeft de uitspraak gedaan zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden, aangezien het onderzoek ter zitting op 5 oktober 2023 is gesloten. De beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30944

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 16 juni 2023 aan eiseres de vrijheidsontnemende maatregel op grond
van artikel 6, eerste en tweede lid juncto het zesde lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiseres heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft op 29 september 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 5 oktober 2023.

Het oordeel van de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
1. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 3 augustus 2023 (in de zaak NL23.20685) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds 27 juli 2023 (het moment van het sluiten van dat onderzoek) de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig was.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Welke feiten en omstandigheden betrekt de rechtbank in haar beoordeling?
4. Eiseres stelt Congolees te zijn en te zijn geboren op 15 april 1984. Op 2 augustus 2023 heeft Dienst Terugkeer & Vertrek een melding gekregen van de Medische Dienst van het Detentiecentrum Zeist dat eiseres in verband met psychische problemen is overgeplaatst naar Detentiecentrum Veldzicht. Vervolgens is eiseres ontslagen uit Detentiecentrum Veldzicht en weer overgeplaatst naar Detentiecentrum Zeist. Op 16 september 2023 is eiseres overgeplaatst van Detentiecentrum Zeist naar Detentiecentrum Schiphol voor de behandeling van een herhaalde asielaanvraag. MediFirst heeft op 22 september 2023 een negatief medisch advies uitgebracht waarbij is vastgesteld dat eiseres niet gehoord kon worden. Als gevolg van dit advies heeft verweerder de bewaringsmaatregel op 29 september 2023 opgeheven.
Is de vrijheidsontnemende maatregel enig moment onrechtmatig geweest?
5. De rechtbank is van oordeel dat de vrijheidsontnemende maatregel vanaf 25 september 2023 onrechtmatig was en eiseres daarom recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank legt hieronder, aan de hand van de door eiseres aangevoerde beroepsgronden, uit hoe zij tot dat oordeel komt.
5.1
De rechtbank volgt eiseres niet in de stelling dat het onzorgvuldig is geweest van verweerder om niet opnieuw contact op te nemen met de gemachtigde van eiseres met de vraag of voortzetting van de maatregel noodzakelijk was. De vraag of het medisch verantwoord is om eiseres over te plaatsen, valt niet onder de expertise van de gemachtigde van eiseres. Daar komt bij dat de gemachtigde van eiseres, zoals verweerder terecht stelt, in beroep de gelegenheid heeft gehad om te onderbouwen dat de vrijheidsontnemende maatregel op dat moment niet kon worden voortgezet. [1] De beroepsgrond slaagt niet.
5.2
De stelling van eiseres dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig is vanaf het moment dat zij op 16 september 2023 is overgeplaatst van Detentiecentrum Veldzicht naar Detentiecentrum Schiphol vanwege het ontbreken van een plaatsingsbeschikking, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Hoewel de rechtbank erkent dat er een plaatsingsbeschikking moet zijn, volgt hieruit niet dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was. De rechtbank verwijst daarvoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 mei 2016 [2] . De grond van de vrijheidsontnemende maatregel is, zoals verweerder terecht stelt, gelegen in de toegangsweigering. De beslissing om een vreemdeling naar een andere locatie over te brengen betreft slechts de plaats waar een vreemdeling zich op dient te houden en raakt de grondslag van de vrijheidsontnemende maatregel en de daaruit voortvloeiende verplichting van een vreemdeling om zich op te houden op een hem aangewezen plaats niet. De plaatsingsbeschikking ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor bij de rechtbank. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.
5.3
Verder slaagt de stelling van eiseres niet dat verweerder geen uitzettingshandelingen had mogen verrichten terwijl zij in Detentiecentrum Veldzicht verbleef. Eiseres stelt dat verweerder onzorgvuldig is geweest door uitzettingshandelingen te verrichten vanwege het aanwezige suïcide risico van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank volgt een suïcide risico niet uit de overgelegde medische stukken. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat als eiseres niet in staat was uitgezet te worden, het op haar weg lag om dat met stukken te onderbouwen. Dit heeft eiseres niet gedaan. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
5.4
Naar het oordeel van de rechtbank is de vrijheidsnontnemende maatregel echter wel onrechtmatig vanaf 25 september 2023. De rechtbank motiveert dat als volgt. Uit het MediFirst rapport van 22 september 2023 blijkt dat eiseres medisch gezien niet gehoord kan worden. Dit advies was voor verweerder reden om de maatregel op te heffen volgens de motivering in het opheffingsbesluit van 29 september 2023. Naar analogie van vaste jurisprudentie van de Afdeling [3] had verweerder 48 uur om de opheffing van de maatregel te realiseren. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 24 september 2023 de maatregel diende op te heffen. Omdat de maatregel op grond hiervan vanaf 25 september 2023 onrechtmatig was en verweerder de maatregel pas op 29 september 2023 heeft opgeheven, heeft de vrijheidsontnemende maatregel vijf dagen te lang voortgeduurd. De beroepsgrond slaagt.
5.5
De rechtbank is ambtshalve niet gebleken dat de vrijheidsontnemende maatregel op een eerder moment onrechtmatig is geweest.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is gegrond. De maatregel is vanaf 25 september 2023 onrechtmatig. Dit leidt tot een recht op schadevergoeding voor de duur van vijf dagen à € 100,- voor verblijf in een detentiecentrum, aldus een totaal van € 500,-.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 500,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1162.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:705 en 12 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1082.