ECLI:NL:RBDHA:2023:21490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL23.36506
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 3 juli 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar werd op 27 november 2023 opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het vooronderzoek, en dat er geen zicht op uitzetting ontbrak, ondanks het gebrek aan reactie van de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was om een lichter middel toe te passen, gezien het onttrekkingsgevaar. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.36506
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.I. Vennik), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: H. Toonders).

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het vooronderzoek in deze zaak gesloten en heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is gebleken dat verweerder op 27 november 2023 de maatregel van bewaring heeft opgeheven. Nu de rechtbank het vooronderzoek eveneens op 27 november 2023 heeft gesloten heeft de rechtbank ambtshalve kennisgenomen van de opheffing van de maatregel van bewaring.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1981] .
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106
van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 23 oktober 2023 (in de zaak NL23.31941) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting was. Eiser heeft bijna 5 maanden in bewaring gezeten. Tijdens de eerdere inbewaringstelling is eind maart 2023 reeds een aanvraag voor een laissez passer (lp) verzonden aan de Marokkaanse autoriteiten. Na lang aandringen van de kant van eiser is hij op 20 september gepresenteerd en eisers nationaliteit is bevestigd. Uit het dossier volgt dat eiser actief en volledig meewerkt. Eiser heeft zelf vaak contact opgenomen met de Marokkaanse autoriteiten. Ook heeft eiser tijdens de presentatie gevraagd om een lp te verstrekken. Het frustreert hem enorm dat hij niks hoort van de autoriteiten. Nu de LP aanvraag al 8 maanden in onderzoek is, een presentatie in persoon heeft plaatsgevonden en de nationaliteit bevestigd is, had nu een antwoord verwacht mogen worden van de Marokkaanse autoriteiten. Tevens kon met een lichter middel worden volstaan. Eiser heeft bij zijn inbewaringstelling een concrete gegeven en een vast adres opgegeven.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Het zicht op uitzetting
6. In beginsel is zicht op uitzetting naar Marokko aanwezig. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022 en 16 mei 2023¹. In de enkele omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten tot op heden geen reactie hebben gegeven, ligt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat deze autoriteiten niet tot verlening van de lp voor eiser zullen overgaan. De rechtbank overweegt daartoe dat het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten liep tot aan de opheffing van de maatregel van bewaring. Verweerder heeft regelmatig gerappelleerd bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een lp, laatstelijk op 2 november 2023. Verder heeft verweerder op 16 november 2023 extra aandacht gevraagd bij de Marokkaanse autoriteiten voor deze zaak. Niet gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken ten behoeve van eiser. Verder overweegt de rechtbank dat verweerder voor de afgifte van een lp afhankelijk is van de werkwijze van de Marokkaanse autoriteiten en hij hier slechts in beperkte mate invloed op kan uitoefenen. Daarnaast heeft verweerder op 9 november 2023 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Het verslag van dit gesprek is alsnog bij het dossier gevoegd. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting ontbrak. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Lichter middel
7. Voor de beroepsgrond over het opleggen van een lichter middel verwijst de rechtbank naar haar eerdere uitspraak van 20 juli 2023 (in de zaak NL23.19471), overwegingen 10 en 11. In wat eiser nu aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel gelet op het gegeven dat het onttrekkingsgevaar aanwezig was. Verweerder heeft dus niet hoeven volstaan met het toepassen van een lichter middel. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.

Ambtshalve toetsing

8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van de opheffing van de maatregel onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.