In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, een Turkse nationaliteit houder, behandeld. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'arbeid als zelfstandige', welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aanvraag niet voldoende was onderbouwd met de vereiste documenten, waardoor de staatssecretaris niet in staat was om een advies aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat te vragen over de vraag of de verzoeker met zijn arbeid een wezenlijk Nederlands belang diende.
De verzoeker voerde aan dat de afwijzing in strijd was met de standstill-bepaling van artikel 41 van het Aanvullend Protocol en dat er herstelverzuim geboden had moeten worden. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de verzoeker niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat het mvv-vereiste in strijd is met de standstill-bepaling, en dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geconcludeerd dat de aanvraag niet voldeed aan het documentatievereiste. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen redelijke kans van slagen is voor het bezwaar van de verzoeker. De uitspraak is gedaan op 19 september 2023 en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.