Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 december 2023 in de zaak tussen
[bedrijfsnaam] ,
het college van burgemeester en wethouders van [gemeente] , verweerder
[naam 1]en
[naam 2], uit [woonplaats] (vergunninghouders)
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2023 wordt het beroep van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het houden van zes paarden en één pony op een perceel in [plaats] beoordeeld. De vergunninghouders hebben op [datum] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het legaliseren van bestaande bebouwing en voorzieningen, waaronder een paardenbak, paddocks, en een mestopslag. De rechtbank behandelt het beroep van eisers, die bezwaar maken tegen de vergunning op basis van verschillende juridische gronden, waaronder het relativiteitsvereiste en de naleving van het Bouwbesluit 2012.
De rechtbank concludeert dat de vergunninghouders de voorzieningen zonder omgevingsvergunning hebben gerealiseerd en dat de gemeente op 31 mei 2018 een aanvraag heeft ingediend voor legalisatie. De rechtbank oordeelt dat de gemeenteraad op 15 april 2021 een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven, wat noodzakelijk is voor de afgifte van de omgevingsvergunning. De rechtbank stelt vast dat de gemeenteraad de zienswijzen van eisers heeft overwogen en dat de afgifte van de vergunning niet in strijd is met de wet.
Eisers betogen verder dat de vergunning in strijd is met het Bouwbesluit 2012, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat aan de eisen van het Bouwbesluit is voldaan. De rechtbank wijst ook de stelling van eisers af dat het gebruik van de percelen voor het hobbymatig houden van paarden niet wordt beschermd door het overgangsrecht uit het bestemmingsplan. De rechtbank concludeert dat de vergunninghouders zich aan de voorwaarden van de vergunning moeten houden en dat de belangen van eisers niet zodanig worden geschaad dat de vergunning niet kan worden verleend. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard.