2.4.Het bestreden besluit is genomen in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften en is gelet daarop niet voldoende gemotiveerd.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat volgens de ‘Uitvoeringsnota toetsing en toezicht Bouwbesluit 2015’ voor de schuur en de erfafscheiding een beperkt toetsingskader volstaat. De omgevingsvergunning is overeenkomstig dit toetsingskader getoetst en op basis daarvan is geconstateerd dat wordt voldaan aan het Bouwbesluit 2012. Dat de bouwwerken feitelijk al zijn gerealiseerd, dat de omgevingsvergunning is aangevraagd in het kader van een ingezet handhavingstraject en dat de feitelijke bouwwerken mogelijk afwijken van de aangevraagde omgevingsvergunning zijn geen bijzondere omstandigheden op basis waarvan op grond van artikel 4:84 van de Awb kan of moet worden afgeweken van het beleid. Verweerder heeft de aanvraag getoetst zoals deze is ingediend en stelt zich op het standpunt dat deze niet geweigerd kan worden als de vergunning wel voldoet, maar de feitelijke situatie niet. De omgevingsvergunning voldoet volgens verweerder aan het Bouwbesluit 2012.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Uitgangspunten voor beoordeling
5. De rechtbank stelt vast dat de schuur en erfafscheiding eerst feitelijk zijn gerealiseerd en dat pas daarna daarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd. Het primaire en het bestreden besluit zien enkel op deze omgevingsvergunning en eisers komen in beroep hiertegen op. Ter toetsing aan de rechtbank ligt in deze zaak dus enkel de verlening van de omgevingsvergunning voor en niet een besluit over handhaving omdat de feitelijk gerealiseerde situatie niet zou voldoen aan deze omgevingsvergunning. De rechtbank komt hier verderop in deze uitspraak onder 12 en verder nog op terug, maar neemt de verleende omgevingsvergunning dus als uitgangspunt voor haar beoordeling van het beroep van eisers.
6. Volgens vaste jurisprudentie moet verweerder beslissen op de aanvraag zoals deze is ingediend. Zie daarover bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtsrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 november 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3823). Als sprake is van een afwijking van de verleende omgevingsvergunning dan kan daartegen handhavend worden opgetreden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2970). Dat geldt ook in gevallen als deze waarin al sprake is van een feitelijk gerealiseerde situatie en de omgevingsvergunning strekt tot legalisering daarvan. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1897). 7. Niet in geschil is dat de verleende omgevingsvergunning in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Het geschil spitst zich met name toe op de vraag of sprake is van strijd met het Bouwbesluit 2012.
8. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
In artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is bepaald dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning wordt geweigerd indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan het Bouwbesluit 2012.
Beperkte toetsing aan Bouwbesluit 2012
9. Over de beroepsgrond dat verweerder niet mocht volstaan met een beperkte toetsing aan het Bouwbesluit 2012 omdat de omgevingsvergunning, als gevolg van een handhavingstraject, is aangevraagd nadat de bouwwerken zijn gerealiseerd, overweegt de rechtbank als volgt.