ECLI:NL:RBDHA:2023:21262
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek tot opheffing van een inreisverbod en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke context
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023, met zaaknummers NL23.16750 en NL23.16753, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om opheffing van een inreisverbod beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Orhan, heeft het verzoek ingediend na een inreisverbod dat op 22 oktober 2016 door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, was opgelegd. Verweerder heeft het verzoek om opheffing afgewezen met het bestreden besluit van 5 juni 2023, omdat eiser niet had aangetoond de Europese Unie te hebben verlaten en er geen bijzondere omstandigheden waren die opheffing rechtvaardigden. De rechtbank heeft op 19 december 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat eiser nog steeds een actuele en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, gezien zijn strafrechtelijke verleden en de recente veroordeling in 2018 voor een opiumdelict. Eiser heeft betoogd dat er sprake is van een positieve gedragsverandering, maar de rechtbank oordeelt dat hij dit onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat verweerder geen inhoudelijke beoordeling van eisers privéleven heeft hoeven maken, omdat eiser zijn stelling dat hij in Nederland een privéleven heeft opgebouwd niet heeft onderbouwd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het inreisverbod van eiser van kracht blijft. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding toegewezen.