ECLI:NL:RBDHA:2023:21258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.21631
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf en beoordeling van sociale en economische binding

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf beoordeeld. Eiseres, een Surinaamse vrouw geboren in 1974, had op 13 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf, welke door de minister van Buitenlandse Zaken op 23 februari 2023 werd afgewezen. De afwijzing werd bevestigd in een bestreden besluit op 29 juni 2023, na bezwaar van eiseres. Tijdens de zitting op 19 december 2023 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van het doel en de omstandigheden van haar verblijf in Nederland. De rechtbank stelt vast dat de gestelde relatie tussen eiseres en haar referent niet is aangetoond, en dat er redelijke twijfel bestaat over haar voornemen om Nederland tijdig te verlaten. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij voldoende sociale en economische binding heeft met Suriname, wat essentieel is voor de beoordeling van haar visumaanvraag. De rechtbank concludeert dat verweerder niet hoefde te horen in bezwaar, omdat er geen objectieve bewijsstukken waren overgelegd die de relatie tussen eiseres en referent onderbouwen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21631

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [v-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 23 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren hierbij, met voorafgaande mededeling, niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1974 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Op 13 februari 2023 heeft eiseres verzocht om de afgifte van een visum voor kort verblijf. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond en omdat er redelijke twijfel bestaat over haar voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres vindt dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf wel voldoende duidelijk zijn. Ten eerste vereist de Visumcode geen verdere verplichting tot specificatie van de reden van bezoek of een bijzondere familiegebeurtenis. Ten tweede hebben eiseres en referent hun liefdesrelatie voldoende onderbouwd. Daarnaast heeft verweerder ook ten onrechte geconcludeerd dat er redelijke twijfel bestaat aan het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Verweerder heeft dit criterium onjuist getoetst. Uit het arrest Koushkaki [1] blijkt dat het geen vereiste is om zekerheid te verkrijgen over het voornemen om de lidstaten te verlaten, maar dat de lidstaten moeten bepalen of er redelijke twijfel over dat voornemen bestaat. De economische en sociale binding moeten in samenhang worden beoordeeld en alle feiten en omstandigheden moeten daarbij worden meegewogen. Eiseres is sociaal gebonden aan Suriname, omdat zij daar drie kinderen en vier kleinkinderen heeft wonen. In het bestreden besluit is ook niet meegewogen dat referent een verklaring heeft afgegeven dat hij garant staat voor de kosten die eiseres moet maken voor haar verblijf in Nederland en ook voor eventuele repatriëring. [2] Gelet op hetgeen eiseres heeft aangevoerd had verweerder niet mogen afzien van horen in bezwaar. Eiseres wijst hierbij ook op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 6 juli 2022 [3] en verweerders Werkinstructie 2022/20.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat de weigeringsgronden die zijn opgenomen in artikel 32, eerste lid, van de Visumcode ieder afzonderlijk voldoende zijn om een visum te weigeren. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft verweerder een ruime beoordelingsmarge bij de beoordeling van de relevante feiten om te bepalen of één van deze weigeringsgronden van toepassing is. [4] De rechter kan het besluit van verweerder hierover daarom slechts terughoudend toetsen.
Het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf
6. De beroepsgrond van eiseres dat de Visumcode geen specificatie van de reden van bezoek vereist, slaagt niet. In de Visumcode staat namelijk dat een visum wordt geweigerd indien de aanvrager het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. [5] De uitspraak van de zittingsplaats Haarlem van 11 juni 2019, waar eiseres op heeft gewezen ter onderbouwing van deze beroepsgrond, is niet gepubliceerd. Eiseres heeft deze uitspraak ook niet bij haar beroepsgronden overgelegd, waardoor de rechtbank geen kennis heeft kunnen nemen van deze uitspraak.
6.1.
De rechtbank oordeelt dat verweerder heeft kunnen concluderen dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf onvoldoende heeft aangetoond. Verweerder heeft hiertoe kunnen overwegen dat de gestelde relatie tussen eiseres en referent niet is aangetoond. Zowel bij de aanvraag als in bezwaar hebben eiseres en referent namelijk geen objectieve bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij een relatie hebben. In bezwaar zijn stukken overgelegd waaruit zou blijken dat referent geld naar eiseres zou hebben overgemaakt. Maar het overmaken van geld onderbouwt nog niet dat eiseres en referent een relatie hebben en eiseres daarom naar Nederland wil komen.
Redelijke twijfel over het voornemen om tijdig terug te keren
7. Verweerder moet bij het beoordelen van het voornemen om tijdig terug te keren een individueel onderzoek van de visumaanvraag verrichten waarin rekening wordt gehouden met, aan de ene kant, de algemene situatie in het land waar de visumaanvrager woont en, aan de andere kant, diens persoonlijke omstandigheden, met name diens gezins-, sociale en economische situatie, het eventuele bestaan van eerdere legale of illegale verblijven in een van de lidstaten en zijn banden in het land waarin diegene woont en in de lidstaten. Verweerder hoeft daarbij geen zekerheid te verkrijgen over het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het visum, maar moet bepalen of er redelijke twijfel over dat voornemen bestaat. [6]
7.1.
De rechtbank oordeelt dat bij verweerder redelijke twijfel heeft kunnen bestaan over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Verweerder heeft zich hierbij mogen laten leiden door de intensiteit van de sociale en economische binding van eiseres met haar land van herkomst.
7.2.
Verweerder heeft kunnen concluderen dat eiseres haar sociale binding met Suriname onvoldoende heeft aangetoond. Eiseres heeft haar stelling dat haar volwassen kinderen afhankelijk van haar zijn, waardoor zij gedwongen zou zijn tijdig terug te keren naar Suriname, namelijk niet onderbouwd.
7.3.
Verweerder heeft ook kunnen concluderen dat eiseres haar economische binding met Suriname onvoldoende heeft aangetoond. Eiseres heeft namelijk geen werk en/of inkomen in Suriname. Verweerder heeft hierbij niet hoeven betrekken dat referent heeft aangegeven garant te staan voor eiseres. Garantstelling zegt namelijk niet iets over de economische binding van eiseres met Suriname, maar enkel iets over of zij voldoende middelen van bestaan heeft om het verblijf in Nederland en de terugreis te betalen. De uitspraak van de zittingsplaats Haarlem waar eiseres op heeft gewezen leidt niet tot een ander oordeel, omdat geen sprake is van een vergelijkbare zaak. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat in die uitspraak was geconcludeerd dat de visumaanvrager wel een sociale binding had met haar land van herkomst. Gelet op het gegeven dat de sociale en economische binding als communicerende vaten fungeren, had verweerder in dat geval onvoldoende gemotiveerd waarom er twijfel bestond over de tijdige terugkeer van de aanvraagster. In dat kader heeft de rechtbank meegewogen dat er ook sprake was van een betrouwbare garantsteller.
Horen in bezwaar
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiseres en referent in bezwaar niet heeft hoeven horen. Verweerder heeft namelijk kunnen concluderen dat er geen twijfel over bestond dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden, omdat er geen objectieve bewijsstukken waren overgelegd ter onderbouwing van de relatie tussen eiseres en referent. Hierbij is van belang dat in de vragenlijst die verweerder aan referent heeft gestuurd expliciet is aangegeven welke stukken kunnen worden overgelegd ter onderbouwing van de relatie tussen referent en eiseres, zoals bewijs van ontmoetingen en (social media)contact. Deze stukken zijn zowel bij de aanvraag als in bezwaar niet overgelegd. Gelet hierop mocht verweerder afzien van het horen in bezwaar.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:862, Koushkaki tegen Duitsland.
2.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, op 16 juli 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:10003.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
4.Arrest Koushkaki.
5.Artikel 32, eerste lid, onder a, aanhef en onder ii), van de Visumcode.
6.Arrest Koushkaki, punt 68 en 69.